RundveeAchtergrond

Rood- en zwartbont nog apart berekend

Naarmate de rood- en zwartbonte Holstein-rassen dichter bij elkaar komen, rijst de vraag of één generieke fokwaardebasis wenselijk is.

De komende vijf jaar worden de fokwaarden van Holstein-stieren óf op roodbontbasis berekend óf op zwartbontbasis. Er komt nu nog geen overkoepelende Holstein-basis, waarop de fokwaarden van alle Holstein-stieren worden gepresenteerd. Naast de zwartbont- en roodbontbasis komt er een dubbeldoelbasis (voorheen basis lokaal). Daarnaast gaat het GES (Genetische Evaluatie Stieren), mits het niet te veel dieren betreft, een overzicht maken van álle stierenfokwaarden van de rassen op zwartbontbasis. Dit om een helder beeld te geven van wat stieren bijdragen op bedrijven waar veehouders stieren selecteren over de rassen heen.

Basisberekening

Wie de bijdrage van een zwartbonte stier aan roodbont of andersom wil bekijken, kan op de CRV-site bij ‘Zoek stier’ via ‘basisberekening’ de basis aanpassen.

De discussie over één genetische basis voor Holstein komt elke vijf jaar terug omdat dan de basisaanpassing plaatsvindt. De volgende aanpassing is in april 2015, de laatste was in 2010. Voorafgaand aan een basisaanpassing moet besloten zijn of de Holstein-rassen zwart- en roodbont elk een eigen basis houden of dat ze op één basis worden berekend. Dit gezien het feit dat de rassen steeds dichter naar elkaar toe groeien. Momenteel gelden de basisverschillen die vastgesteld zijn per augustus 2013 (zie kader bijlage).

Onlangs is de discussie opnieuw gevoerd. Vastgesteld werd dat de verschillen tussen de rassen nog te groot zijn om rood en zwart op een basis te berekenen. Ook is er commercieel en emotioneel nog veel te winnen dan wel te behouden bij de instandhouding van twee verschillende bases.

Deskundigen in de fokkerij denken dat de roodbonte populatie ondersneeuwt als één basis wordt gehanteerd. Er zijn te veel zwartbonte stieren met een hogere NVI, waardoor boeren niet meer voor roodbonte stieren kiezen (zie kader links).

Exterieur

Qua exterieur worden beide rassen al op gelijke schaal behandeld. Een inspecteur beoordeelt zwart en rood gelijk. Daarmee lijkt het alsof de weg vrij is voor het keuren van zwart- en roodbont in één ring. Toch zijn de meeste fokkers daar niet voor. Er is nog animo voldoende om twee kleuren aan te bieden. Alleen regionaal, als er een te krap aantal inzenders is, lijken twee kleuren in een ring gerechtvaardigd. Zo kan doorgang van de keuring worden gewaarborgd.

Terug naar de fokwaarden. Voor het GES is het eenvoudig: technisch gezien kunnen Holstein-rassen op één fokwaardebasis worden gepresenteerd. Dat is een kwestie van een druk op de knop. Maar ook hier zijn er krachten die de samengestelde fokwaarden tegenhouden. Vaak zijn dat emotionele redenen, maar ook commerciële. Twee kleuren geven twee toppers, dat verkoopt gemakkelijker.

Belangrijker is dat de verschillen tussen de gemiddelde aanleg van roodbont en zwartbont op dit moment nog te groot zijn. Niet alleen op het gebied van melkaanleg en gehalten, maar ook op exterieur. Een zwartbonte stier die +0,04 eiwit vererft, zou bij een paring op een roodbonte koe een gemiddeld resultaat laten zien van –0,05 eiwit. Dit komt doordat het verschil in de populaties 0,09 procent eiwit is. Zolang deze verschillen in de populaties niet veel kleiner zijn, is het eenvoudigweg nog te vroeg om de twee kleuren op één basis te berekenen.

 

Basisaanpassing en basisverschil

De basisaanpassing wordt iedere vijf jaar uitgevoerd. Dan volgt er een correctie op de fokwaarden van het ras. Een voorbeeld: als stieren gemiddeld 600 kilo melk vererven, gaat de genetische aanleg van de veestapel op basis van de bijdrage van die stieren met 300 kilo melk vooruit. In een periode van vijf jaar is een nieuwe generatie aan de melk die dus een 300 kilo hogere melkaanleg heeft.

Een stier die vijf jaar geleden een fokwaarde plus 800 kilo melk had, zal dus in de huidige veestapel volgens het voorbeeld geen 800 kilo melk, maar 500 kilo melk toevoegen. De basisaanpassing is daarmee een correctie op de vooruitgang in het ras op de fokwaarden. Uit tabel 2 (zie PDF in bijlage) blijkt dus dat roodbonten in de periode 2005-’10 gemiddeld meer genetische vooruitgang hebben geboekt dan zwartbonten.

Het basisverschil is het verschil in genetische aanleg tussen rassen, in dit geval rood- en zwartbont Holstein. Deze is de laatste keer gepubliceerd in augustus 2013. Toen is de berekeningswijze voor NVI veranderd, waarin meerdere fokwaarden verenigd zijn.

In tabel 1 (zie PDF in bijlage) staat het basisverschil en hoe zich dat uit als de fokwaarden voor de stier Delta Sherlock berekend zijn op roodbont- dan wel op zwartbontbasis. Dit staat los van de betrouwbaarheid van de fokwaardeschatting. Deze wordt namelijk bepaald door informatie van ouders, DNA en/of dochterinformatie.

‘Op één basis krijgt zwartbont overhand’

De factor emotie is zo belangrijk dat berekenen van de fokwaarden van Holstein-rood- en zwartbont op één basis nu nog op te veel weerstand zou stuiten. Dat denken deskundigen in de fokkerij.

Roodbont heeft specifieke eigenschappen met meerwaarde, vindt Jan Steegink, voorzitter Platform Roodbont. “Roodbont zorgt voor behoud van meer kracht en balans en hogere melkgehalten. Op één basis bloedt roodbont dood, want de populatie zwartbont is veel groter. De fokker zoekt alleen naar de hoogste NVI-stier. De veehouder kiest zijn stieren uit de top van de kaart, dus zwartbont. Zo komt er nog minder roodbont bloed beschikbaar, dat leidt tot een neerwaartse spiraal.

Áls rood en zwart ooit op één basis worden berkend, moet dat ook voor Fleckvieh, Montbéliarde, Jersey en Brown Swiss gelden. Nog te vaak kiest een boer voor een Fleckvieh-stier met +300 melk. Maar omgerekend op Holstein-basis geeft dat echt geen positieve bijdrage op melk.”

Arie Hamoen, hoofdinspecteur Stamboek CRV, vindt dat rood- en zwartbonte Holsteins keuringstechnisch al op één standaard worden beoordeeld. “Wat dat betreft is er geen belemmering om rood en zwart op één basis te publiceren. Anderzijds hebben we hier een van de grootste roodbontpopulaties. Verschillen zitten in iets minder melk en iets minder achteruierhoogte. Maar melkeiwitgehalten en conditie zijn duidelijke pluspunten van roodbont. We moeten oppassen dat we die eigenschappen niet verliezen als rood en zwart op één basis worden berekend. Daarbij speelt emotie in de fokkerij een grote rol, de eigenwaarde van de roodbontfokkerij kan in het geding komen.”

Gerard Scheepens, directeur coördinatie bij KI Samen: “Als rood en zwart op één basis komen, zie ik dat liever omschreven als één melkbasis. Daarnaast zouden er nog een dubbeldoel- en een vleesbasis moeten zijn. In die melkbasis kun je dan gelijk zien wat een stier toevoegt. Dan moet wel een oplossing worden gezocht voor het vergelijkbaar maken van het exterieur. Bij samenvoegen mis je wel de beste rode stier, omdat er heel veel zwartbonten hoger in de ranglijst staan. Dat is dan ook hét tegenargument. Veehouders vinden kleur vaak nog zó belangrijk dat het nu nog niet interessant is de bases samen te voegen.”

Roel Veerkamp, coördinator GES, denkt dat het goed mogelijk is de fokwaarden stieren op één basis te berekenen. “Dan domineert zwartbont wel de top van de lijst, want die heeft de hoogste NVI met meeste melk en hoogste kilo’s vet en eiwit. Emotioneel gezien is het niet goed om veehouders een lastiger keuze rood- of zwarbont voor te schotelen, of ze die keuze zelfs te ontnemen. GES kiest er daarom voor om zwart- en roodbont op verschillende bases te berekenen. Wel zinvol is een overkoepelende lijst van álle stieren van álle rassen berekend op zwartbontbasis. Veehouders kunnen de basis per stier al aanpassen als ze de fokwaarden opzoeken, die exercitie heeft GES dan al voor ze uitgevoerd. De presentatie is nieuw.”

Beheer
WP Admin