AlgemeenNieuws

Geldende wetgeving bij aanvraag vergunning is leidend

Den Bosch – De wetgeving ten tijde een vergunningaanvraag is leidend en niet de wetgeving op het moment van het genomen besluit. Tot deze opmerkelijke conclusie komt de rechtbank Oost-Brabant deze week in een uitspraak over de vestiging van een nertsenhouderij in Elsendorp, gemeente Gemert-Bakel.

In deze zaak gaat het om de omschakeling van een varkenshouderij naar een nertsenhouderij. Eind 2010  had de varkenshouder een aanvraag voor een omgevingsvergunning eerste fase (milieu) ingediend voor het wijzigen van zijn bedrijf naar een nertsenhouderij. Medio 2011 werd tevens een omgevingsvergunning voor de bouwactiviteiten aangevraagd. Twee jaar later werd de milieuvergunning geweigerd door B&W van Gemert-Bakel. Ook na een beroep van de varkenshouder werd in april 2014 opnieuw de vergunning geweigerd.

Volgens de varkenshouder is regelgeving bij de beslissing door B&W betrokken dat geen geldend recht was ten tijde van de aanvraag, namelijk de Verordening geurhinder en veehouderij Gemert-Bakel (Geurverordening 2013) die in februari 2014 van kracht werd.

De rechtbank concludeert dat de aanvraag van de varkenshouder voor het omschakelen van zijn bedrijf naar een nertsenhouderij voldoet aan de afstanden die genoemd worden in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) en ook aan de gemeentelijke verordening die gold voor de inwerkingtreding van de Geurverordening 2013. De aanvraag voldoet echter niet aan de vereiste afstand uit de nieuwe Geurverordening 2013.

Omdat de Geurverordening 2013 geen overgangsbepalingen bevat, was het geldend recht op het moment van het besluit van B&W van Gemert-Bakel, stelt de rechtbank. Echter is er volgens de Brabantse rechtbank een uitzondering op dit uitgangspunt als een aanvraag voor bouwen wordt ingediend voor de inwerkingtreding van een gewijzigd bestemmingsplan en de aanvraag daarnaast niet in strijd is met de destijds geldende regelgeving.

De rechtbank onderbouwt zijn zienswijze door te verwijzen naar de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) waarin in artikel 7 sprake is van ‘voorbereidingsbescherming’. Volgens de rechtbank laat de wetsgeschiedenis zien dat de wetgever er van uit gaat dat een boer door het indienen van een aanvraag voor de vaststelling van een beperkende verordening, ‘milieuruimte’ reserveert. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat de wetgever er van uit gaat dat de aanvraag moet worden getoetst aan het geldende wetgeving op het moment van de aanvraag. “Er is anders geen reden te bedenken voor het opnemen van een voorbereidingsbescherming”, aldus de rechtbank.

De gemeente Gemert-Bakel laat weten dat ze zich beraden op de uitspraak. Hoe groot de kans is dat de gemeente in hoger beroep gaat kon een woordvoerder van de gemeente niet zeggen.

Beheer
WP Admin