AlgemeenNieuws

Uitleg grondgebondenheid verschillend

Den Haag – Staatssecretaris Sharon Dijksma van Economische Zaken (EZ) legt grondgebonden groei anders uit dan hoe het is omschreven in de juridische tekst.

Dijksma koppelt extra grond alleen aan extra productie ten opzichte van 2014, maar de wettekst en toelichting kunnen ook zo worden gelezen dat er in meer situaties veel meer grond nodig is. Het ministerie is nu aan het “bezien welke onderdelen nog om een nadere uitwerking vragen” volgens een woordvoerder van EZ. Duidelijk is dat dat er nog veel vragen zijn over de uitwerking van de maandag gepubliceerde regeling ‘Grondgebonden groei melkveehouderij’.

De regels voor grondgebonden groei van melkveebedrijven lijken duidelijk. Intensieve melkveebedrijven moeten meer grond hebben als ze willen groeien. Hoe intensiever het bedrijf, hoe meer grond er nodig is voor groei ten opzichte van 2014. In de brief schrijft Dijksma dat extra grond alleen een verplichting is bij uitbreiding ten opzichte van 2014. Daarvoor komt een staffelsysteem dat is uitgewerkt in een regeling, de zogenoemde AMvB ‘Grondgebonden groei melkveehouderij’.  Drie groepen bedrijven op basis van het fosfaatoverschot per hectare. Bedrijven met een fosfaatoverschot lager dan 20 kilo per hectare mogen extra fosfaat 100 procent verwerken, bij een overschot van 20 tot 50 kilo per hectare is de maximale verwerking 75 procent en bedrijven met 50 kilo of meer overschot per hectare mogen maximaal 50 procent verwerken van extra overschot. Voor de bepaling van het overschot per hectare wordt volgens EZ overigens gekeken naar de grondtoestand op 1 januari en die is bepaald door de opgegeven grond in het voorgaande jaar. Voor de categorie-indeling in 2016 geldt in ieder geval de oppervlakte grond die wordt opgegeven in de gecombineerde opgave 2015.

In de AMvB staat in artikel 70a te lezen hoeveel van het melkveefosfaatoverschot voor mestverwerking in aanmerking komt. Hier wordt letterlijk het melkveefosfaatoverschot genoemd met dezelfde maximale verwerkingspercentages als bij de hiervoor genoemde categorieën. Het melkveefosfaatoverschot op een bedrijf kan echter veel groter zijn dan de groei van de productie ten opzichte van 2014. Veel bedrijven zijn immers ook meer koeien gaan houden in 2014. En als ze dan niet meer grond in gebruik hadden, hebben ze ten opzichte van 2013 al een groter overschot. En 2013 is het peiljaar voor de bepaling van de zogenoemde melkveefosfaatreferentie. Als de meest intensieve bedrijven met meer dan 50 kilo fosfaatoverschot volgens de AMvB werkelijk maximaal de helft van het melkveefosfaatoverschot mogen verwerken, is de beperking van de groei zonder grond veel groter dan Dijksma in de brief schrijft.

De komende tijd moet blijken in hoeverre de regeling past bij de bedoeling van Staatssecretaris Dijksma in haar brief. Uitgegaan wordt van meer grond voor groei ten opzichte van 2014 en geen extra grondeisen voor bedrijven met minder dan 20 kilo fosfaatoverschot per hectare. Het ministerie sluit in ieder geval niet uit dat ‘op onderdelen de bepalingen uit de AMvB nader uitgewerkt worden in een ministeriële regeling’. Maar de AMvB wijzigt echter niet volgens de woordvoerder. Daarover moeten echter de Eerste en Tweede Kamer zich ook nog uitspreken.

Beheer
WP Admin