AlgemeenNieuws

Verwerkingscapaciteit stijgt, verdeling is knelpunt

Nijkerk – In 2015 kan de verwerkingscapaciteit voor dierlijke mest stijgen met 9 miljoen kilo fosfaat op basis van installaties met een verleende vergunning. In 2014 is de operationele capaciteit voor mestverwerking gestegen met 1,6 miljoen kilo fosfaat (exclusief pluimveemest).

De huidige omvang van export en verwerkingscapaciteit is voldoende voor de totale geraamde verwerkingsplicht in 2014 en 2015 van respectievelijk 17 en 28 miljoen kilo fosfaat. Of daarmee iedere veehouder kan voldoen aan zijn eigen verwerkingsplicht is wel sterk afhankelijk van de mate waarin veehouders verwerkingscapaciteit kunnen uitruilen.

Dat zijn de belangrijkste conclusies van de landelijke inventarisatie mestverwerking door het Projectbureau Lokale mestverwerking (PLM) en Bureau Mest Afzet (BMA). 127 deelnemers hebben de inventarisatie ingevuld, daarvan heeft 53 procent een operationele installatie voor mestverwerking. Niet alle mestverwerkingsinitiatieven hebben meegedaan aan de inventarisatie.

De deelnemers geven voor 2015 een verwachte groei in verwerkingscapaciteit op van 17,1 miljoen kilo fosfaat, voor 2016 en verder is dat in totaal bijna 34 miljoen kilo extra capaciteit ten opzichte van 2014. Van die 17 miljoen kilo uitbreiding in 2015 is voor rond 9 miljoen kilo fosfaat een vergunning verleend. Daarvan zit 4,2 miljoen kilo in de bouwfase en 4,8 miljoen kilo is nog bezig met de financiering.

Van de extra geplande capaciteit in 2015 zit 15 miljoen kilo fosfaat in concentratiegebied Zuid. Opvallend laag is de extra capaciteit in concentratiegebied Oost, met hooguit enkele miljoenen kilo’s veel minder dan de totale hoeveelheid te verwerken fosfaat in deze regio. Daarbij zijn ook in Oost niet alle verwerkingsplannen meegenomen in de inventarisatie omdat de initiatiefnemers niet wilden meewerken.

In de slotconclusie wordt nadrukkelijk opgemerkt dat verreweg het grootste deel van de bestaande export en verwerking bestaat uit pluimveemest. Melkvee- en varkenshouders zijn daarom afhankelijk van de uitruilmogelijkheden met andere veehouders (vooral pluimveehouders en verwerkers van pluimveemest) die capaciteit over hebben. Daarvoor bestaan nog wel de nodige belemmeringen door de manier waarop dat geregeld moet worden, bijvoorbeeld via zogenoemde drie-partijenovereenkomsten. Onzekerheid is er ook over de benodigde verwerkingscapaciteit in 2015 die nog niet definitief is vastgesteld. Het overschot kan nog stijgen door bijvoorbeeld meer melkvee en in ieder geval door lagere gebruiksnormen per hectare.

Beheer
WP Admin