AlgemeenNieuws

‘Tienduizenden extra banen bij gedeeltelijke overstap biomassa’

Wageningen – Indien de Nederlandse chemische industrie in de komende vijftien tot twintig jaar de helft van de fossiele brandstoffen vervangt door biomassa, zoals gras en mais, ontstaan 45.000 nieuwe banen.

Ruim de helft van die banen ontstaan in de landbouw. Dat zegt Johan Sanders aan de vooravond van zijn afscheid als hoogleraar verwaarding plantaardige productieketens aan Wageningen Universiteit.

De chemie werkt nu vooral met aardolie en  aardgas om de energie te leveren. “In aardolie zitten koolstof en waterstof waardoor de chemische industrie atomen als stikstof en zuurstof moet toevoegen om tot de gewenste eigenschappen te komen om onze kunststoffen te maken. Dat kost veel geld en energie. In biomassa zit al zuurstof en stikstof waardoor veel minder inspanning hoeft te worden gepleegd om het product om te zetten in bruikbare bouwstenen voor de chemie, die jaarlijks in Nederland 45 miljard euro omzet.

De gemiddelde kostprijs van chemicaliën komt nu volgens Sanders neer op 900 euro per ton. Daarvan betreft twee derde kapitaalskosten, zeg maar fabrieken, terwijl 300 euro op gaat aan energie en grondstoffen. Met biomassa kan de verhouding volgens Sanders omdraaien. “De kapitaalskosten dalen tot 300 euro per ton waardoor de producent die een gelijke kostprijs nastreeft dus 600 euro per ton mag besteden aan grondstoffen, die dan dus niet langer eindig zijn maar hernieuwbaar.”

Volgens Sanders kan bioraffinage een zegen betekenen voor de landbouw. “Het is een sector die  al decennia kampt met teruglopende werkgelegenheid en mede daardoor steeds verder van de burger staat. Voor de winning van biomassa heb je straks vele duizenden boeren en loonwerkers nodig.”

Een deel van de biomassa zal worden geïmporteerd, erkent Sanders, maar ook in Nederland kan de productie van gras, bieten  en mais toenemen. Bioraffinage is een Nederlandse specialiteit en productie dichtbij de verwerking kan voordelig zijn. De productie van gras kan door toepassing van bioraffinage een impuls krijgen, verwacht Sanders. Gras zou kunnen worden opgebroken in drie componenten: vezels (30 procent), eiwit (15 procent) en sap (55 procent). De producten afzonderlijk leveren zo’n 14 procent meer op dan de bioraffinage kost.

Vezels bijvoorbeeld zijn interessant voor de papierindustrie en energieproductie, terwijl sap bruikbaar is in de chemie. “Momenteel wordt gras aan koeien gevoerd maar de kwaliteit van het eiwit is eigenlijk te goed voor deze toepassing. Mais zou qua eiwit al voor het doel volstaan. De huidige toepassing van gras maakt dat niet veel wordt geïnvesteerd in het vergroten van de opbrengst van gras per hectare. Agronomisch kan de opbrengst omhoog van 8 tot 9 ton droge stof naar een niveau ergens tussen de 15 en 17 ton.”

Als gras maar ook mais wordt ‘opgebroken’ in verschillende delen, kan bovendien een groot deel van de grascomponenten aan varkens worden gevoerd terwijl een deel van de voedingsstoffen uit mais juist effectiever ingezet zouden kunnen worden in de melkveehouderij. “Daarmee wordt Nederland minder afhankelijk van de import van soja, dus neemt de insleep van mineralen af en wordt het mestprobleem kleiner.”

Beheer
WP Admin