Foto: Koos Groenewold AlgemeenOpinie

‘Rekenen met input- en outputtabellen’

Van de verdiensten uit de landbouwexport is 30% voor de landbouw zelf, de rest is voor andere sectoren.

Nederland is een exportland, en de agrofoodsector is zijn grote exporteur. Boeren zijn trots op die export; ze denken vaak dat zonder hen het land in armoede zou verzinken. In de praktijk valt dat wel een beetje mee, maar feit blijft dat de land- en tuinbouw een belangrijke exporteur is.

Het LEI en het Centraal Plan Bureau liggen soms in de clinch over hoeveel die export nu echt waard is. Om melk te produceren heeft een boer niet alleen een koe en grasland nodig, maar hij koopt ook allerlei zaken van elders in, en een deel van dat spul komt uit het buitenland. U snapt dat daar een mooie onderzoeksdiscussie over op te zetten is. Ik zag recent cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) die ook weer wat toevoegen aan die discussie.

‘Input-en outputtabellen zijn zeer gedetailleerde overzichten van wat sectoren aan elkaar leveren’

Het CBS maakt zogenoemde input-outputtabellen. Dat zijn hele gedetailleerde overzichten van wat sectoren aan elkaar leveren. Daarmee kun je met ingewikkelde wiskunde afleiden wat een euro extra landbouwproductie voor gevolgen heeft voor bijvoorbeeld de bouwnijverheid. Immers, als je een beetje extra produceert, is er ook een beetje extra schuur- en stalruimte nodig. Met die tabellen kun je ook nagaan wat we met zijn allen verdienen aan de export van land- en tuinbouwproducten.

‘In 2014 was de exportwaarde van de agrosector dik €45 miljard’

De laatste gegevens zijn voor 2014; in dat jaar was de exportwaarde van de agrosector dik €45 miljard. Een kwart daarvan gaat naar Duitsland. Voor die €45 miljard wordt natuurlijk heel wat aangekocht in het buitenland. Als we dat er aftrekken blijft er €29 miljard aan verdiensten over. We noemen dat de toegevoegde waarde. Als we wat dieper kijken, blijkt natuurlijk dat die €29 miljard niet helemaal verdienste voor de land- en tuinbouw is, omdat die sector ook weer van alles aangeleverd krijgt van andere sectoren, en die sectoren krijgen ook weer van alles aangeleverd, enzovoorts.

Het CBS heeft met zijn tabellen uitgerekend dat €8,5 miljard echt verdiensten voor de land- en tuinbouw zelf zijn, zo’n 30% dus. De voedingsmiddelenindustrie krijgt €7,3 miljard aan verdiensten uit de agro-export, dus weer na aftrek van toelevering. De groothandel en de handelsbemiddeling (de veilingen bijvoorbeeld) verdienen er €2,1 miljard aan. Uitzendbureaus krap een miljard, de olie-en gassector ook krap een miljard, en de banken €0,6 miljard. De overige krap €9 miljard verdeelt zich over andere sectoren, zoals de (binnenlandse) machinebouwers, de afvalverwerking en de transportsector.

‘Van elke verdiende euro uit agro-export is 30% voor de landbouw en de rest voor andere sectoren’

Van elke euro verdienste uit agrofood-export, is dus na aftrek van de benodigde import, 30% voor de landbouw, 25% voor de voedingsmiddelenindustrie en de rest voor andere sectoren. Of dat veel of weinig is, weet ik niet. Wel is bekend dat bij andere export dan agrofood-export er minder verdiensten voor onze economie overblijven.

Beheer
WP Admin