AlgemeenOpinie

Vroeg of laat moeten de LTO’s wel samen

De drie LTO’s onderzoeken of de tijd rijp is voor verdere samenwerking. Een verstandig besluit dat hopelijk leidt tot een fusie, ook al wordt dat woord nu nadrukkelijk niet in de mond genomen. Voor een effectieve belangenbehartiging is het van belang dat de regionale organisaties over hun trots en eigenbelang heen stappen.

Het aantal bedrijven neemt nog steeds snel af. In een eigen toekomstvisie verwacht LTO dat het aantal melkveehouders binnen tien jaar zal zijn gedaald tot 8.500 en het aantal varkenshouders tot 1.000. Alleen in de akkerbouw gaat het wat minder hard achteruit. De overblijvers vormen geen aantallen waarvoor je in drie regio’s een bestuurlijk apparaat in de benen wilt houden. Al helemaal niet als je bedenkt dat tegelijk met de schaalvergroting ook specialisatie gaande is en die leidt tot vervreemding tussen de sectoren. Een verbrokkeling naar regio én naar sector is in feite versplintering en gaat ten koste van invloed.

Belangentegenstellingen

In het verleden stonden belangentegenstellingen tussen rijk en intensief (zuid) en arm en extensief (noord) een samengaan in de weg. De afgelopen jaren waren de regionale organisaties te druk met saneren van het eigen apparaat om ook nog eens een landelijke fusie aan te kunnen. In de tussentijd veranderde er wel iets wezenlijks: de tegenstellingen tussen de LTO’s en de kleinere, sectorale vakbonden werden steeds kleiner.

Vroeg of laat moet het toch naar één landelijke organisatie, zo nodig met provinciale onderafdelingen ten behoeve van de herkenbaarheid in de regio. In het belang van de leden.

Beheer
WP Admin