AlgemeenOpinie

Transparantie

De derogatie en de vergroeningsmaatregelen zijn op een wel heel schimmige manier naar buiten gekomen.

Ik heb de afgelopen weken de ontwikkelingen in het landbouwbeleid maar mondjesmaat gevolgd. Het blijkt dat je dan toch wat mist. Eerst was er de opwinding over de derogatie. Plotseling bleek dat derogatiebedrijven geen fosfaat uit kunstmest mogen gebruiken. Een redacteur van Boerderij moest er speciaal voor naar Brussel bellen om zekerheid te krijgen. Ik stel me transparantie in het beleid toch anders voor.

De derogatiebedrijven gebruikten gemiddeld al heel weinig kunstmestfosfaat, vandaar dat het ministerie het als een technisch punt zag, en niet als een politiek gevoelig onderwerp. Dat bleek het wel te zijn. Ook een klein beetje kunstmestfosfaat kan heel belangrijk zijn als direct opneembare startgift. Prille plantjes krijgen een ruggensteuntje. Dat weet niet alleen elke boer, ook iedereen die een moestuin heeft en niet volledig biologisch teelt, zoals ik, is daarvan op de hoogte. Hieruit blijkt dat de verantwoordelijke ambtenaren geen boer zijn en ook geen moestuin hebben. Inmiddels is duidelijk dat redelijke alternatieven voorhanden zijn – korrels uit dierlijke mest – en daarmee valt de schade dus toch nog wat mee. Nu moet me van het hart dat ik het onderscheid tussen fosfaat uit kunstmest en uit dierlijke mest nogal kunstmatig vind. In het Nederlandse mestbeleid wordt het onderscheid soms ook gemaakt. Ik heb het me meerdere keren laten uitleggen; het is nooit goed doorgekomen. Als je niet meer dan 230 of 250 kilo fosfaat per hectare uitgereden wilt hebben, dan doet het er volgens mij niet echt toe hoe die fosfaat verpakt is, in kunstmestkorrels of in kippenmest.

Er gebeurde nog iets anders in het landbouwbeleid: de invulling van het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid. Eerst moest 7 procent vergroend worden, later werd dit afgemaakt op 5 procent. In het vroege voorjaar maakte ik in Duitsland een discussie mee over het feit dat de vergroening ook in de vorm van eiwitteelt mocht. Er moest dan wel ongeveer drie keer zoveel oppervlakte aan besteed worden als bij echte vergroening. Dat leek me voor Nederlandse boeren geen aantrekkelijke idee, daarvoor is onze grond te duur. Op een discussieavond in Groningen probeerde ik dat uit te leggen. In de pauze meldde zich een echte deskundige met de mededeling dat recent besloten was de factor aan te passen, zodat maar goed 30 procent extraoppervlakte ingeruimd hoefde te worden. Daarmee wordt het een heel ander verhaal, bij die factor wordt het voor veel Nederlandse akkerbouwers plotseling een serieuze optie. Met vergroening heeft het volgens mij weinig te maken, wel met een grotere zelfvoorziening in eiwit. Ook mooi, maar vergroening is een weinig transparante weg om tot de teelt van voererwten en veldbonen te komen.

Beheer
WP Admin