Staatssecretaris Martijn van Dam.<em><br />Foto: Roel Dijkstra</em> AlgemeenAchtergrond

Landbouwbeleid meer richten op maatschappelijke doelen

Staatssecretaris Martijn van Dam wil het Europees landbouwbeleid meer richten op innovatie en maatschappelijke diensten. Alleen boer zijn is geen rechtvaardiging voor subsidie, vindt hij.

Staatssecretaris Martijn van Dam van Economische Zaken zit er niet voor boeren, was vorige week in NRC te lezen. De uitspraak deed veel stof opwaaien. “Daar baal ik van, ik heb dat niet zo gezegd. Ik ben er nadrukkelijk voor iedereen: boeren die ik wil ondersteunen bij het versterken van hun positie en alle anderen die iets vinden van het eten op hun bord en hoe het tot stand komt”.

Op de informele landbouwraad in Eindhoven en Amsterdam gaat Van Dam zijn Europese collega’s aan het denken zetten over het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de toekomst. Dat wil hij omvormen tot een Gemeenschappelijk Landbouw- én Voedselbeleid. De focus moet straks minder liggen op directe inkomenssteun, en meer op innovatie en zaken als duurzaamheid, dierenwelzijn, gezondheid, klimaatbescherming en natuurbeheer.

Niet alleen de overheid, maar vooral de markt moet zorgen voor het boereninkomen, zegt hij. “De Nederlandse boer haalt – zeker in vergelijking tot boeren in andere Europese landen – relatief veel inkomen uit de markt. Tegelijkertijd weet ik natuurlijk ook dat het voor de Nederlandse boeren vaak keihard werken is en dat ze aan het eind van de maand weinig overhouden. Het Europees Landbouwbeleid zou boeren beter moeten ondersteunen om zelf een goed inkomen op de markt te verdienen. Als je als gemiddeld kalverbedrijf 92% van je inkomen uit subsidies haalde, is dat niet gezond.”

‘We vragen van de boeren inspanningen, het is niet meer dan redelijk dat we daar een vergoeding voor betalen’

U heeft een discussiestuk op tafel gelegd over de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Hoe wilt u de Europese landbouwministers meekrijgen?

“Ik laat de collega’s zien hoe innovatief Nederland is. Ik hoop ze daarmee ook aan het denken te zetten over de betekenis van innovatie binnen het landbouwbeleid.”

Is het een steen in de vijver?

“Ik wil de discussie vroeg beginnen, voordat aan andere tafels in Europa wordt gesproken over de omvang van het budget. Bovendien geeft dit ons de kans om als Nederland de discussie mee te sturen. Wij zeggen, net als LTO en NAJK, dat we het budget meer moeten inzetten op innovatie en verduurzaming; wat voor ons allemaal van waarde is, zoals het groene platteland. We vragen van de boeren inspanningen, dan is het niet meer dan redelijk dat we daar met zijn allen een vergoeding voor betalen. We proberen het Europees beleid een kant op te sturen die ook voor de Nederlandse landbouw goed is.”

U wilt het Europese geld anders inzetten?

“Elke maand horen we bij de vergadering van landbouwministers hoe de markt zich ontwikkelt – heel moeizaam. En elke keer komen we tot de conclusie dat we als Europa weinig tot geen instrumenten hebben om daar echt iets aan te doen. Daar moet het over gaan. Kijk naar het meest prangende voorbeeld van dit moment: varkenshouders lopen aan tegen extreem lage prijzen, bij velen staat het water niet tot aan de lippen, maar daar ver overheen. En toch: die sector kijkt zelf wat hij moet doen. Het GLB zou mogelijkheden moeten hebben om sectoren te helpen die voor verandering staan. Maar het hele instrumentarium van de EU biedt op dit moment nauwelijks mogelijkheden om de varkenshouderij te ondersteunen.”

Wilt u dat wel?

“Zeker.”

‘We hebben er verstandig aan gedaan om de helft van de €30 miljoen in te zetten voor structurele verandering in de varkenssector’

Nederland heeft de mogelijkheid extra geld uit te trekken, naast het geld dat de EU uittrekt om de sector te steunen. Maar dat doet u niet.

“Dat is een kwestie van budget.”

Als het zo belangrijk is, dan geeft u dat toch prioriteit?

“Het budget in Nederland is uiterst beperkt. Het Europese instrumentarium is ook zeer beperkt. Dat is juist een reden om kritisch naar het GLB te kijken. Ik heb in de Tweede Kamer gezegd dat als we in de EU beslissen opnieuw extra geld uit te trekken, ik dat wil inzetten voor structurele verbeteringen. Ik vind dat we er verstandig aan hebben gedaan om de helft van de €30 miljoen uit het vorige EU-crisispakket in te zetten voor structurele verandering in de varkenssector. Is dat voldoende om de sector een toekomst te bieden? Vast niet. De vraag die er ligt is groter. Daarom is het zo goed dat de sector zelf initiatief neemt, dat de Rabobank erbij betrokken is. Het is uniek in Europa dat marktpartijen zelf zo’n rol spelen.”

Is een vergoeding voor maatschappelijke diensten Europees te regelen? Ieder land is anders.

“Dat is een goede vraag voor het debat dat we voeren. Er zijn evidente verschillen. Sommige landen moeten op gebied van innovatie veel grotere stappen zetten dan wij. Tegelijk zie je bij ons dat de uitdaging om platteland groen te houden groter is dan in landen waar de bevolkingsdichtheid lager is. Het landbouwbeleid moet altijd rekening houden met verschillen.”

Is er niet het gevaar dat Nederland als voorloper moet wachten, omdat de rest mee moet?

“De wereld staat voor de uitdaging om voldoende voedsel te produceren op een duurzame manier. Het goede van Nederland is dat we al heel innovatief en heel productief zijn. De uitdaging is die sterke positie vast te houden. De kracht van Nederland is dat we een kleinschalig bedrijfsmodel hebben. Dat is én economisch én sociaal enorm te verkiezen boven heel grootschalige bedrijven die we op andere plekken in de wereld zien. Tegelijkertijd zijn we heel kennisintensief en laten we zien dat je een kleinschalig bedrijfsmodel heel goed kunt combineren met hoge productiviteit en innovatie. Dat is een unieke positie in de wereld. Als we dat blijven uitbouwen, liggen er voor onze landbouw enorm grote kansen.”

U vindt dat de boer meer inkomen uit de markt moet halen. Dat lukt niet altijd.

“De Nederlandse boer werkt dag in dag uit keihard en velen halen daarmee een behoorlijk inkomen uit de markt.”

‘De crisismaatregelen zijn er om onvoorziene problemen op te lossen. Daar hebben we nu niet mee te maken.’

U zegt dat boeren de marktsignalen onvoldoende oppakken.

“Dat is een vraag die ik stel in het discussiestuk. We zien dat in de zuivel en in de varkenshouderij meer wordt geproduceerd dan waar op dit moment vraag naar is. Dan dalen prijzen. Maar reageert de markt daar nu op? Het moeilijke is dat het bij boeren meteen ’s avonds aan tafel tot een heel moeilijk gesprek leidt. De crisismaatregelen zijn er om onvoorziene problemen – de Russische boycot, de mislukte oogst in Spanje – op te lossen. We hebben nu niet te maken met een onvoorziene, plotselinge ontwikkeling, maar met een mismatch tussen vraag en aanbod. Daar is het crisisinstrumentarium niet primair voor bedoeld en het is er ook niet heel geschikt voor.”

Moet het beleid ook ingrijpen op de verdeling van de taart? De boer krijgt nu een te klein aandeel.

“We willen naar integraal landbouw én voedselbeleid, waarbij we kijken naar alle ontwikkelingen in de keten en de positie van de boer hierbij. We willen eigenlijk niet de grootschaligheid zoals in Zuid- en Noord-Amerika. Maar dan moeten we ook zorgen dat de positie van de relatief kleine bedrijven in de keten, die boeren, sterk genoeg is.”

Beheer
WP Admin