Foto: ANP AlgemeenAchtergrond

‘Vogelgriep, dat is de echte tegenvaller van 2016’

Martijn van Dam heeft een hectisch jaar achter de rug als staatssecretaris. De groei in de melkveehouderij en het daarmee verbonden fosfaatdossier heeft veel van zijn agenda bepaald.

De Europese Commissie zette een streep door het plan van staatssecretaris Martijn van Dam om al in 2017 een stelsel van fosfaatrechten voor de melkveehouderij in te voeren. Een fikse tegenvaller. Maar de echte tegenvaller van 2016 was de uitbraak van de vogelgriep, zegt hij.

U heeft de ambitie door te gaan als staatssecretaris, zei u dit najaar.

“Ik heb iets in gang gezet en ik zou graag de kans krijgen deze klus verder voort te zetten. Als politicus weet ik als geen ander dat verkiezingen alles op zijn kop kunnen zetten. En dus probeer ik wel iets neer te leggen, zodat als iemand anders mijn opvolger wordt, hij daar op door kan bouwen. Dat er een mooie en goede agenda klaarligt.”

De kans dat u doorgaat lijkt gezien de peilingen niet waarschijnlijk.

“Ach peilingen, die kunnen er tot drie weken voor de verkiezingen totaal anders uitzien dan de uiteindelijke uitslag. Op 15 maart ligt er wel een duidelijke keuze. We hebben er de afgelopen jaren met zijn allen voor gezorgd dat het weer beter gaat met dit land. Het is nu zaak dat iedereen daar zoveel mogelijk van meeprofiteert. De vraag is: waar zetten we op in? De traditionele verschillen tussen VVD en PvdA komen weer boven. Mensen hebben wel een echte keuze.”

Samen met de ministeries van Infrastructuur en Milieu, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en Volksgezondheid en Sport houdt Van Dam in januari een voedseltop, waarop de lijnen moeten worden uitgezet voor de toekomst; de voedselagenda waarin overheid, maatschappelijke organisaties, het landbouwbedrijfsleven en de voedselbedrijven tot afspraken komen.

“Als je kijkt naar het Nederlandse model in de voedselproductie, zie je dat we veel en efficiënt produceren tegen lage kosten. We moeten ons afvragen of dat wel het model is waar we het als Nederland van moeten hebben. Want op lange termijn betekent dat meer produceren, maar niet per se meer verdienen. Daar kun je als ondernemer voor kiezen, maar er zijn heel veel ondernemers die daar niet in mee willen, of in mee kunnen.

Ik denk dat er voor de Nederlandse boeren en tuinders kansen liggen om in kwaliteit boven anderen uit te steken. Met duurzame productie, minder gewasbeschermingsmiddelen, of minder antibiotica. De uitdaging is onze positie de komende jaren te versterken. Ik wil de Nederlandse ondernemer, die in vergelijking met veel buitenlandse bedrijven toch relatief klein is, kansen bieden.”

Dat sluit aan bij het stuk over het nieuwe Europees landbouwbeleid, dat u dit jaar presenteerde?

“Het ligt in het verlengde daarvan. Er zijn veel ontwikkelingen gaande in de wereld op gebied van voedsel. De Nederlandse boer, de voedselondernemer en agrarische technologiebedrijven kunnen koploper zijn. Het Europees landbouwbeleid moet ze daarbij ondersteunen. Boeren moeten geholpen worden zich te ontwikkelen en te innoveren, zodat ze de kansen pakken die de internationale markt biedt. Boeren moeten verduurzamen, die druk is er op verschillende fronten. Kijk naar klimaat of het grondstoffengebruik; dat is een maatschappelijk belang waaraan we moeten meebetalen. En boeren die niet mee willen in de ratrace, maar wel een bijdrage leveren aan het landschap en de natuur, moeten we als samenleving natuurlijk ook tegemoet komen. En daarnaast moeten we boeren minder kwetsbaar maken in de internationale markt, door ze te helpen de risico’s af te dekken. De Commissie Veerman heeft dezelfde lijn ingezet. Ik hoop en ga ervan uit dat de Europese Commissie zich hierdoor laat inspireren, en dat we in de voorstellen voor het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid veel elementen zullen terugzien die wij hebben ingebracht.”

U heeft het afgelopen jaar veel bedrijven bezocht. Wat neemt u daarvan mee?

“Ik heb heel veel mensen ontmoet die gepassioneerd zijn door hun vak, maar ook heel veel mensen die zorg hebben over de toekomst, omdat ze zichzelf te kwetsbaar voelen in de markt waarin ze werken. Dat is voor boeren heel lastig.

Ik kwam bij Agri Meets Design een varkenshouder tegen die vertelde dat hij de trots op zijn werk was kwijtgeraakt. Als hij op feestjes kwam durfde hij eigenlijk niet te vertellen wat hij deed, bang voor het commentaar dat hij zou krijgen. Op een dag had hij samen met een slager uit de buurt van zijn eigen varkens paté gemaakt. Hij verkocht de paté op festivals. Zo kwam hij weer in contact met de mensen voor wie hij eigenlijk werkte. Mensen die vlees eten. Die mensen waren heel enthousiast. Die boer zei me: ‘er is zoiets moois gebeurd, ik heb de trots teruggekregen’. Dat is zo’n inspirerend verhaal. Die man is erin geslaagd vanuit zijn eigen rol een brug te slaan naar de consument.”

U komt ook bij melkveehouders met de boodschap: tot hier en niet verder.

“Dat is best ingewikkeld. Boeren hebben een individuele beslissing genomen voor hun eigen bedrijf. Maar collectief zijn we door de grenzen heengegaan. Terugkijkend kun je zeggen: had iedereen – de sector, de politiek, de overheid – maar tijdig bedacht: ‘het is beter om dit te reguleren’. Ik kreeg dit probleem op mijn bord, toen het stadium van gemakkelijke oplossingen al lang voorbij was.

Melkveehouders begrijpen heel goed hoe ingewikkeld het is. Tegelijkertijd gaat het om hun bedrijf dat ze van overgrootvader op grootvader op vader op zoon met heel veel jaren hard werken hebben opgebouwd. Het is meer dan een bedrijf. Het is trots, het is familiewerk. Dat iedereen nu een stapje terug moet doen heeft een enorme impact.”

Hoe gaat u bij zo’n boer weg? U komt met lege handen en wilt bij wijze van spreken nog wat meenemen.

“Soms ga ik met een knoop in mijn buik weg. Ik ben bij mensen geweest die in de maand voordat de fosfaatrechten werden aangekondigd een nieuwe stal hebben gebouwd, en die hun stal op 2 juli bij lange na niet vol hadden. Voor die mensen kan ik eigenlijk niets veranderen. Dat is ongelofelijk lastig en doet me altijd zeer.

Voor mensen die er bewust voor gekozen hebben niet te groeien, geldt hetzelfde. Ik heb alles ondersteboven gekeerd om te kijken of we die bedrijven niet op de een of andere manier konden ontzien. We lopen echter tegen de grens aan van wat juridisch mogelijk is. Alles is ingekaderd – op zich goed, want in een rechtsstaat wil je rechtszekerheid. Maar die rechtszekerheid verzet zich er soms tegen dat je dingen kunt doen die vanuit je eigen gevoel het meest rechtvaardig zijn. Ik had het liefst de niet-groeiers geheel ontzien.”

Terugkijkend op het hele proces in Brussel, die de invoering van de fosfaatrechten in 2017 afkeurde: zijn er momenten geweest dat u anders had kunnen opereren?

“Nee. Zoals wij moeten zorgen voor rechtszekerheid voor onze boeren, mochten wij ook uitgaan van rechtszekerheid in Brussel. Dat Brussel daar andere opvattingen over heeft, was niet alleen onverwacht, maar ook een donderslag bij heldere hemel. Dat was niet te voorzien.

Mensen moeten zich realiseren dat we dit niet in eigen hand hebben, en dan heb ik het niet alleen over de staatssteunkwestie. We zijn bij de derogatie en de Nitraatrichtlijn afhankelijk van Brusselse besluiten, die we met man en macht proberen te beïnvloeden. De besluiten hebben plaats in een internationale context. Frankrijk, Denemarken, Duitsland, België; de hele omgeving praat mee met de Europese Commissie. Die landen letten heel goed op hoe er met ons wordt omgegaan. Dat zorgt ervoor dat de Europese Commissie tenminste zo kritisch naar ons kijkt, als naar andere landen. Dat maakt het buitengewoon ingewikkeld. We doen alles wat we kunnen, maar aan het eind zijn we afhankelijk van de beslissing van de Europese Commissie.”

Dus het korte antwoord op de vraag of u dit had kunnen voorzien is ‘nee’?

“We hadden dit niet kunnen voorzien en ik denk ook niet dat we meer hadden kunnen doen dan we hebben gedaan.”

Was het Brusselse besluit over de fosfaatrechten dit jaar de grootste tegenvaller?

“Nee. Dat is de uitbraak van de vogelgriep. De uitbraak is ernstiger dan we de afgelopen jaren hebben meegemaakt. Als ik met getroffen boeren spreek, merk ik hoe hard die klap aankomt. Misschien is het ergst nog wel de plotselinge stilte. Op het ene moment loopt de pluimveehouder nog door de stal en hoort hij de kippen, en het volgende moment is het stil. Ik sprak met een boer die nu binnen korte tijd twee keer is geruimd. Je kunt je voorstellen dat zo’n ondernemer de vraag stelt hoe en of hij verder moet. Stel je voor: je bent net weer opgestart na een ruiming, en dan treft je hetzelfde lot. Dat komt ontzettend hard aan bij de ondernemers. Dat heeft me dit jaar nog het meest getroffen.”

Lees het laatste nieuws en achtergronden over vogelgriep

Beheer
WP Admin