Derogatie is ¬ 20.500 waard, schade zuivelsector kan oplopen tot ¬ 940 miljoen - Foto: Michel Velderman AlgemeenAchtergrond

Derogatie is €20.500 waard

Verlies van derogatie kost niet alleen melkveebedrijven veel geld. Door een hogere druk op de mestmarkt krimpt mogelijk ook het aantal varkens en ander rundvee.

Verlies van de derogatie kost een melkveehouder met 100 koeien op 50 hectare bijna €20.500 op jaarbasis. Het gaat daarbij om een bedrijf met een derogatie van 250 kilo stikstof. De extra kosten liggen op een bedrijf dat nu nog kan rekenen met een derogatie van 230 kilo iets lager, de schade door extra mestafzet en aankoop van extra kunstmest komt dan uit op ruim €16.000. Dat blijkt uit een berekening van ForFarmers.

De schade door een eventueel verlies van de Nederlandse derogatie blijft niet beperkt tot de melkveehouderij. De vleesveehouderij en varkenshouderij krijgen ook te maken met de gevolgen. Dat komt onder meer door de verwachte grotere druk op de mestmarkt omdat melkveebedrijven minder mest op eigen grond kunnen plaatsen. In een rapport van Wageningen Economic Research wordt voor overig rundvee en de varkensstapel een daling voorspelt die op kan lopen tot respectievelijk 10% en 13%. Voor de hele zuivelsector kan het verlies aan toegevoegde waarde door verlies van de derogatie oplopen tot €940 miljoen per jaar.


Als zonder derogatie niet alle overschotmest kan worden verwerkt, daalt het aantal varkens harder dan het aantal melkkoeien.

Afvoer mest, aankoop kunstmest

De nadelen bij verlies van derogatie bestaan vooral uit de hogere kosten voor mestafvoer en aankoop van kunstmest. In de tabel is een berekening gemaakt voor een bedrijf met 100 melkkoeien en 70 stuks jongvee. Het bedrijf heeft 50 hectare grond (40 hectare gras en 10 hectare mais), het voldoet daarmee precies aan de voorwaarde dat er 80% grasland moet zijn. In de tabel zijn drie varianten voor plaatsingsruimte stikstof (N) doorgerekend: 250 en 230 kilo stikstof per hectare met derogatie en 170 kilo zonder derogatie.

Het stikstof- en fosfaatoverschot zijn het saldo van de productie min de plaatsingsruimte (het fosfaatoverschot is in alle gevallen gelijk). In variant 250 is het stikstofoverschot berekend op 1.366 kilo N en het fosfaatoverschot 572 kilo fosfaat (P2O5). Het bedrijf moet mest afvoeren, daarbij is gerekend met gehaltes van 4 kilo N en 1,5 kilo P2O5 per ton mest. Met deze gehaltes is het fosfaatoverschot de bepalende factor, om genoeg fosfaat af te voeren moet 382 ton mest afgevoerd worden. Dat heeft als gevolg dat er ‘te veel’ stikstof afgevoerd wordt, dat mag gecompenseerd worden met kunstmest.


In 2015 is het derogatieareaal na jaren van krimp weer gegroeid naar 834.529 hectare, daarvan is 738.448 hectare gras (88%).

Meer kunstmest

In de variant 230 is het stikstofoverschot 2.366 kilo en is de plaatsingsruimte voor stikstof beperkend. Er moet 592 ton mest afgevoerd worden om met stikstof op 0 uit te komen. In die 592 ton zit echter 888 kilo fosfaat terwijl het fosfaatoverschot 572 kilo is. Er wordt 316 kilo fosfaat meer afgevoerd dan volgens de gebruiksnormen aangewend mag worden. Volgens Johan Temmink, mestspecialist van ForFarmers, is die onbalans typerend voor veel bedrijven op zandgrond in Oost en Zuid Nederland. Het probleem binnen de huidige derogatie is dat het tekort aan fosfaat niet gecompenseerd mag worden met fosfaatkunstmest, dat is vanaf 2014 niet meer toegestaan voor bedrijven met derogatie. De hogere afvoer van stikstof in de mest in de variant 230 betekent dat er meer kunstmest moet worden aangevoerd. Voor een bedrijf dat weidegang toepast, stijgt de kunstmestaanvoer van 5.848 kilo naar 6.225 kilo. Voor een bedrijf zonder weidegang stijgt de kunstmestaanvoer naar 9.025 kilo.

In de situatie zonder derogatie stijgt het stikstofoverschot naar 5.366 kilo en moet 1.342 ton mest afgevoerd worden. Op het bedrijf is dan bij weidegang 7.575 kilo stikstof nodig uit kunstmest, 1.727 kilo meer dan bij een derogatie van 250 kilo. Zonder weidegang stijgt het kunstmestgebruik naar 10.375. Het fosfaattekort is dan opgelopen naar 1.440 kilo. Het grote verschil in de variant zonder derogatie is dat fosfaatkunstmest mogelijk is.

Kosten mest €20.500 hoger

In alle drie varianten geldt dat mestafvoer nodig is terwijl er ruimte is voor kunstmestaanvoer. Kunstmestaanvoer is noodzakelijk voor de groei van met name het gras. Voor de berekening van de totale mestkosten is gerekend met €18 kosten per ton afgezette mest en €1 per kilo stikstof en fosfaat in kunstmest. De totale kosten voor mestafvoer en kunstmestaanvoer zijn dan in variant 250 €12.724 met weidegang en €15.524 zonder weidegang. Zonder derogatie loopt dat op naar respectievelijk €33.171 en €35.971, inclusief de aankoop van 1.440 kilo fosfaatkunstmest. Dat is een toename van €20.447 en dat komt neer op €2,41 per 100 kilo melk. Ten opzicht van een derogatie van 230 is de kostenstijging €16.290, dat is €1,92 per 100 kilo melk.

Temmink benadrukt dat er nog geen rekening is gehouden met kosten of opbrengstderving door afvoer van organische stof en mineralen als kali in de mest. Bovendien zullen de kosten voor mestafvoer fors stijgen als Nederland geen nieuwe derogatie krijgt. Het fosfaatoverschot blijft in principe gelijk, maar het stikstofoverschot wordt fors hoger. Dat gebeurt in ieder geval als er geen regeling komt voor de inzet van dunne fractie met stikstof als kunstmestvervanger.


Uitgangspunten: 100 melkkoeien met 8.500 kilo melk per jaar en 70% jongvee, BEX voordeel 8% voor N en 10% voor P2O5, 40 ha gras en 10 ha mais op zandgrond met fosfaattoestand neutraal, mestafzetkosten op basis van €18 per ton rundveemest inclusief kosten mestverwerking, kosten kunstmest op basis van €1 per kilo N en kilo P2O5, geen rekening gehouden met kosten door afvoer kali, organische stof en andere stoffen in mest. Bron: ForFarmers, indicatieve berekening

Beheer
WP Admin