AlgemeenAchtergrond

Grondleggers: ‘Melkrobot is 50 jaar te laat uitgevonden’

In hun jeugd was het meeste werk nog handwerk. Toen ze zelf boer werden, gingen ze specialiseren, uitbreiden en mechaniseren. Ze werden zo de grondleggers van de huidige agrarische bedrijfsvoering. Zo ook Anton Bakker.

De ouderlijke boerderij van Anton Bakker stond in het Gelderse Barneveld. Naast 12 melkkoeien waren er 60 vleesvarkens en zo’n 500 legkippen. “Die hielden we op de zolder van de varkensstal en in drie losse hokken. Je moest steeds trap op, trap af, maar daar maalde niemand om.”

Het bedrijf was voor een groot deel zelfvoorzienend. “We verbouwden zelf haver, rogge, voederbieten en aardappelen. Alles was handwerk en we hadden een werkpaard. Halverwege de jaren vijftig kwam de eerste trekker.”

Bieten draaien

De taken en werkzaamheden waren flink gestructureerd. “Mijn vader hield van regelmaat.” De melktijden stonden vast, de voertijden ook. “En op zaterdag was het bieten draaien.” Dat hield in dat Anton de voederbieten voor de koeien met een speciale bietensnijder kleinsneed. “Daarna werd het erf aangeharkt voor de zondag. Dat moest heel precies, mijn moeder kwam kijken of de strepen wel netjes waren.”


Voedseltekorten

Dat Anton boer zou worden, lag voor de hand. Het moment kwam eerder dan hij gedacht had. “Ik zat nog op de landbouwschool en wilde graag verder leren, maar het kwam er niet van. Na familieberaad werd besloten dat ik thuis zou komen op de boerderij.”

Dat was begin jaren vijftig, Anton was net 19 jaar. De oorlog was weliswaar afgelopen, maar er waren nog steeds voedseltekorten. Daarom stelde de overheid garantieprijzen in. “Marktwerking was er niet, dat werkte belemmerend. Je wilde vooruit, maar het kon niet.”

Dat was ook de tijd dat de grote emigratiegolf op gang kwam. “Hele gezinnen gingen naar Canada of Australië.” Zelf had de familie Bakker daar geen oren naar.

De boerderij in Barneveld waar Anton Bakker opgroeide. In het begin waren er 12 koeien, 60 vleesvarkens en 500 kippen.

Eerste melkmachine

In 1960 schafte vader Bakker een melkmachine aan. Een Surge Melotte waarbij ketels aan een riem onder de koe hingen. “Er kon 20 liter in en dan goot je hem in de teems.” Dat was een zeef die op een melkbus paste. In de zeef lagen watten om vuil uit de melk te filteren.

“Die melkketels waren een stuk hygiënischer dan handmelken. Als we bijvoorbeeld in de regen buiten molken, droop het regenwater langs de koe en dan de emmer in. Dat was vuil water natuurlijk. De melkketels waren afgesloten en dan had je dat niet meer.”

In 1960 schafte Antons vader een melkmachine aan. De eerste jaren molken ze tijdens het weideseizoen buiten, weer of geen weer.

Dronken melkrijder

Evengoed moest de melk nog wel in bussen aan de weg gezet worden. “We kregen ze van de melkrijder schoon weer terug en onder de deksel zat de envelop met het melkgeld geklemd.” Hij lacht als hij eraan terugdenkt: “Dat stond gewoon zichtbaar langs de weg.”

Later ging de melkrijder per motor langs de boeren om het melkgeld persoonlijk te overhandigen. “Hij kwam steevast dronken thuis want bij elke boer kreeg hij een borrel en een sigaar.”

Nog weer later werd het melkgeld overgemaakt via de bank. Anton herinnert zich dat sommige boeren, zodra het geld op de rekening stond, naar de bank gingen om het eraf te halen. “Niet iedereen vertrouwde de banken in het begin.”

Hooien vergde vroeger onnoemelijk veel arbeid. Handmatig maaien en als het gras droog genoeg was, vork voor vork op de wagen naar de hooizolder.

Eerst huwen, dan huren

Tijdens een dansavond leerde hij boerendochter Ada kennen. Met haar trad hij in het huwelijk. Dat was meteen het moment voor de bedrijfsoverdracht. “Nadat ik getrouwd was, kon ik het bedrijf huren van mijn vader. Op 26 april 1968 ben ik getrouwd, op 1 mei was ik officieel zelf boer.”

Koe in de keuken

De veestapel was toen al uitgebreid van 12 naar 17 melkkoeien. Zoals gebruikelijk stonden die ’s winters in een grupstal. Die grensde aan de keuken. “Het is wel gebeurd dat als een koe losbrak, we die in de keuken tegenkwamen.”

De stal zelf was 12 meter lang en had een lage zoldering. Van ventileren zoals nu gebruikelijk is, was toen nog geen sprake. “Voor de nacht deed je juist alle ramen en deuren dicht tegen inbraak. Vervolgens kon je ’s ochtends het eind van de stal niet eens zien vanwege de damp die er hing.”

De stal in Barneveld was een grupstal. De ramen gingen ’s nachts dicht, ’s ochtends was haast niets te zien door de damp die er hing.

Ligboxenstal

Dat alles veranderde toen begin jaren zeventig ligboxenstallen in zwang raakten. In 1973 bouwden ze er zelf een en breidden meteen uit. “Op een bepaald moment had ik 50 koeien op 10 hectare. Ik begon vast te lopen, kreeg de mest niet altijd meer goed afgevoerd.”

Hij noemt als voorbeeld de winter als hij de mest naar de hogere percelen reed. “Dat was praktischer, want die waren het droogst. Maar het gras dat daar groeide, kreeg last van overbemesting, waardoor na ­enkele jaren wortels afstierven.”

De eerste combine was er nog een zonder cabine. Het graan ging in zakken die op het land achterbleven en later werden opgehaald.

Chaotische nieuwe start

Anton wilde wel meer grond, maar er kwam weinig te koop en de prijzen waren hoog. Dat was het moment om na te denken over verhuizen naar een locatie waar nog wel mogelijkheden tot uitbreiden waren. Ze bekeken verschillende ­bedrijven en streken uiteindelijk in 1979 neer in het Groningse Thesinge.

De nieuwe start verliep chaotisch. Een auto-ongeluk, zoon Robert werd geboren, ziekenhuisopnames, de bouw van een nieuwe stal en een nieuw huis, het wennen aan vette klei in plaats van droge zandgrond, alles kwam tegelijk. Intussen woonden ze in de oude boerderij waarvan de keukenvloer zo scheef was, dat op tafel de soep scheef in de borden stond.

De voorloper van de combine was de zelfbinder. Die maaide en bond de graanschoven automatisch samen. Dat ging veel sneller dan met de hand.

Melkquotering

Toen de stal eindelijk klaar was, was de melkmachine er nog niet. “We hebben vier noodmelksystemen gehad voor we eindelijk in onze eigen 2 × 6-visgraat aan de slag konden.”

Net waren ze lekker bezig en het bedrijf aan het opbouwen toen in 1984 de melkquotering werd ingevoerd. “We werden nog afgeroomd ook en in de jaren rond de verhuizing steeg de rente flink.” De zorgen namen toe en met name Ada lag er ’s nachts wel eens wakker van. Maar het kwam goed, ze redden het.

De huidige boerderij staat in Thesinge (Gr.). Antons zoon melkt er op dit moment 115 koeien met twee melkrobots.

Melkrobot bovenaan de wensenlijst

Intussen gingen mechanisering en automatisering onverminderd door. Anton ging eens mee met een excursie naar Lely waar men bezig was met de ontwikkeling van een melkrobot. Anton vond het interessant, maar het was nog wel de ver-van-zijn-bed-show. Tot zoon Robert in het bedrijf kwam. Bovenaan zijn wensenlijstje stond een melkrobot. Nu staan er zelfs twee. Anton juichte dat toe.

“Een robot is ideaal, die hadden ze 50 jaar eerder moeten uitvinden. Het is zoveel beter voor de koeien en je bent er zelf zoveel flexibeler mee!” Zijn ogen glimmen als hij erover praat. “Met die robot krijg je meteen ook een schat aan gegevens over je koeien.

Maar je moet niet bang zijn voor een printplaatje, want die zijn in ruime mate aanwezig.”

Grootste vooruitgang in de melkveehouderij

De melkrobot is wat hem betreft de grootste vooruitgang in de melkveehouderij en hij is er zeker van dat er nog meer komt op dit gebied. Ook de schaalvergroting zal in zijn ogen zeker doorzetten. “Dat is niet tegen te houden, het is alleen even de vraag in welk tempo.”

Dit artikel is onderdeel van de rubriek Grondleggers en is te lezen in Boerderij 45. Meedoen of iemand opgeven? Schrijf naar postbus 4, 7000 BA, Doetinchem of mail margreet.welink@reedbusiness.nl.

Beheer
WP Admin