AlgemeenAchtergrond

Grondleggers: ‘Na MKZ explodeerde de regelgeving’

In hun jeugd was het meeste werk nog handwerk. Toen ze zelf boer werden, gingen ze specialiseren, uitbreiden en mechaniseren. Ze werden zo de grondleggers van de huidige agrarische bedrijfsvoering. Zo ook Gerrit van Leeuwen.

Strak in het pak gaat hij langs de boeren. De tijd van stofjas, klompen en een wandelstok ligt reeds jaren achter hem. Ook de dikke portefeuille vol cash is niet meer. In de veehandel is niets meer wat het was. Daar weet Gerrit van Leeuwen alles van.

Hij is 84 jaar en daarvan zit hij er al 72 in de handel. Ook taxeert hij al 56 jaar paarden voor de verzekering. “De waarde van dieren bepalen leer je niet op school maar in de praktijk.”

Bovengemiddeld groot bedrijf

Gerrit kreeg het met de paplepel ingegoten: zijn vader was handelaar, net als zijn opa. Aanvankelijk was het geen fulltimewerk, want thuis was er ook nog een boerderij. Met 20 melkkoeien, 20 hectare grond en vijf zeugen was het bedrijf voor de jaren dertig bovengemiddeld groot.


Gerrit werkte van jongs af aan mee. “Klussen met het paard vond ik het mooist.” Hij kreeg er alle ruimte voor, want zijn broer had er juist niet zo’n aardigheid aan. “Dagenlang was ik helemaal alleen met twee paarden aan het ploegen. Ik was twaalf jaar.”

Tijd om overdag naar school te gaan was er al snel niet meer. In de avonduren volgde hij de landbouwschool, want dat hij boer zou worden, stond vast. En de handel, daar rolde hij vanzelf in toen hij op zijn dertiende met zijn vader meeging naar de veemarkt in Zwolle. “We kwamen daar en ik wist meteen: dit wil ik ook.”

Graan dorsen was in Gerrits jonge jaren nog 
handwerk. Met een dorsvlegel werden de korrels uit de aren geslagen.

Start als veehandelaar

Het bieden en loven had hij snel onder de knie. Het bepalen van prijzen ook. “De praktijk is een goede leerschool. Ik ben wel eens met een koe blijven zitten omdat ik er te veel voor wilde hebben. Dat gebeurt je één keer, maar dan niet weer.”

Iedereen kon vroeger handelaar worden, vergunningen of andere regels waren er niet. “Maar je had wel een beetje startkapitaal nodig, want je moest eerst vee kopen voor je het weer kon verkopen.” Voor Gerrit kwamen de verdiensten uit de commissie per verkochte koe. “Ik nam 25 gulden, zo’n € 11, voor een koe.”

Gerrit had van jongs af aan al oog voor vee. Hij ging de boeren langs om koeien te kopen en te verkopen. Dat doet hij nu nog steeds.

Met de koe naar Oene lopen

Hij begon zijn carrière als handelaar door lopend en op de fiets de boeren in de omgeving langs te gaan. Hij was de 
bemiddelaar, wist waar een koe of paard nodig was en waar ze er een kwijt wilden. Zo bracht hij vraag en aanbod bij elkaar. Meestal bracht de boer zelf zijn vee naar de plek van bestemming, soms deed Gerrit dat. “Lopend, met de koe aan een touw, ben ik wel naar Oene geweest. En Deventer. Dat ging best, de koeien hadden toen veel beter beenwerk dan nu.”

Gerrit kwam wekelijks op de veemarkt. Ook leverde hij vijftig jaar lang vee voor de Oener koemarkt, een begrip in de omgeving.

De ‘papierboel’

De oorlog vormde een dip maar de handel lag niet plat. “Boeren moesten hun slachtvee verplicht leveren aan de overheid. Die bepaalde ook de prijs. Onze rol lag er vooral in om te zorgen dat de papierboel in orde was en dat de koe goed op het slachthuis aankwam.”

Die ‘papierboel’ was een schijntje vergeleken met de regelgeving zoals die nu is. “Vroeger had je alleen schetsen, koopovereenkomsten en kwitanties. Sinds de laatste MKZ-uitbraak is de regelgeving geëxplodeerd.” Hij schudt zijn hoofd. “Het is nu echt veel te erg.”

In drukke periodes eten op het land, zoals dat vroeger gebeurde, was niet alleen gezellig, het bespaarde ook veel tijd.

De vrouw moet erachter staan

Na de oorlog herpakte het dagelijks leven zich zeer traag, maar de handel liep door. Gerrit had werk zat, ook op de boerderij thuis. Die nam hij uiteindelijk niet over. Op 2 juni 1955 trouwde hij met Jenny en zij vond het bedrijf van zijn ouders veel te groot. “Ik heb altijd gezegd dat de vrouw er wel achter moet staan, anders wordt het niks.”

Het buurbedrijf van Jenny’s ouders kwam vrij en daar trok het kersverse echtpaar in. “We begonnen met zeven melkkoeien en breidden later uit tot dertien. Meer zijn het er nooit geworden, ik had er geen tijd voor, ik had ook de handel.”

Gerrit van Leeuwen begon ooit met zeven melkkoeien. Hij heeft altijd met de hand gemolken. Van een melkmachine kwam het niet, zijn focus lag op de veehandel.

Taxatiewerk

Het werk zou lichter worden met de komst van trekkers. Ook Gerrit kocht er een, een Deutz. “Maar de kinderen van de buren reden er meer op dan ik. Ik ben geen ijzerliefhebber, ik ben een koeien- en paardenman.” Het lag dan ook voor de hand dat hij het taxatiewerk voor de verzekering van zijn vader overnam. “Wie een paard verzekerd heeft, krijgt twee keer per jaar bezoek van een taxateur, want de waarde van een dier kan toenemen in de loop van de tijd, maar ook afnemen.”

Ook dit leerde hij al doende. “Ik was eens bij een paard dat trok met een voet en ik dacht: dat klopt niet. Maar een maat van me zei: dat heeft-ie al z’n hele leven, daar wordt hij heel oud mee. Hij had gelijk. Kijk, weer zo’n leermoment.” In zijn begintijd taxeerde hij veel werkpaarden, nu zijn het vooral rijpaarden.

Met paard en wagen werd hooi van het land naar huis gereden. Daar moest het handmatig op de hooiberg gestoken worden.

Hoornloze koeien niet populair

Er is meer veranderd. De komst van de ligboxenstal maakte dat hij anders naar koeien moest kijken. “Een koe kon in een lage grupstal heel groot tonen maar in een losloopstal ineens niet meer. Ik moest verschrikkelijk goed opletten.” Nog zo’n verandering: hoorns werden in losloopstallen afgezaagd. Moest zo’n koe later weg, dan was het lastiger er een adres voor te vinden. “Niet elke boer was gediend van hoornloze koeien. Nu is het precies andersom.”

De Amerikaanse Holsteins deden hun intrede. “Ik vond ze niet mooier, maar ze gaven wel veel meer melk.” Weer moest de praktijk uitwijzen wat de waarde van deze reuzen was. “Dat kun je van tevoren niet voorspellen.”

De boerderij waar Gerrit en echtgenote Jenny begonnen. Toen de melkfabriek sloot, stopten ze met melken en verhuisden ze naar het dorp.

MKZ-crisis

In 1982 stopte hij met zijn boerderij. “De melkfabriek ging dicht.” Toen richtte hij zich volledig op de handel. Die floreerde, tot in 2001 de MKZ-crisis uitbrak. “Het was vreselijk. De handel lag plat, ik zat twee maanden thuis.” Later deed hij – gratis, als service voor zijn klanten – veel voortaxaties, zodat de boeren wisten wat hun onderhandelingspositie was als de taxateurs van de overheid kwamen. Gerrit schudt zijn hoofd: “Sommigen hadden er echt geen kaas van gegeten, maar voor de boeren was dat niet verkeerd.”

Sluiting van veemarkten

De herbevolking na de crisis bezorgde hem weer veel werk. “Ik ging naar Brabant, België en Zeeland om koeien te kopen.” Een ander gevolg van de crisis was dat de meeste veemarkten werden gesloten. “Een heel verkeerde zaak. Die markten zijn zó belangrijk. Sociaal gezien, maar ook als prijszetting voor de boeren. Anders zijn ze volledig overgeleverd aan de grote slachterijen.”

Gerrit woont nu in het dorp. Jenny en hij willen naar een appartement, daarom staat het huis te koop.

Van marktdag naar ‘de-boer-op-dag’

De wekelijkse marktdag werd een gewone ‘de-boer-op-dag.’ Hij is nog steeds handelaar. De boerderij is inmiddels ingeruild voor een ruim vrijstaand huis in het dorp. De tuin ligt er tiptop bij, alles zit strak in de verf. Het staat te koop. “De vrouw kan niet zo best meer, we willen naar een appartement.” Dat wordt wennen, denkt Gerrit, het is een grote verandering. Maar wat niet zal veranderen is de handel. Dat zal hij blijven doen. “Het is nou eenmaal mijn lust en mijn leven.”

Meedoen aan deze rubriek of iemand opgeven? Mail: margreet.welink@reedbusiness.nl of schrijf naar postbus 4, 7000 BA, Doetinchem.

Beheer
WP Admin