AlgemeenAchtergrond

Grondleggers: ‘Als mijn vrouw er niet achter staat, kan ’t niet’

In hun jeugd was het meeste werk nog handwerk. Toen ze zelf boer werden, gingen ze specialiseren, uitbreiden en mechaniseren. Ze werden zo de grondleggers van de huidige agrarische bedrijfsvoering. Zo ook Jan Vernooij.

‘Brabants Hof’ staat op de voorgevel van de boerderij. Opvallend, aangezien het bedrijf in het Gelderse Beusichem ligt en de eigenaar niet uit Brabant komt. Jan Vernooij grinnikt. “Ik heb als voorlichter in Brabant gewerkt. In Boekel staat een restaurant dat Brabants Hof heet. Dat vond ik mooi, daar is dit huis naar vernoemd.”

Koeienboer worden

Het is niet het huis waar hij is geboren, dat staat aan de andere kant van het dorp. Zijn ouders hadden er een gemengd bedrijf met 25 zeugen, 35 melkkoeien, 25 hectare bouwland en 25 hectare grasland. Als kleine jongen wist Jan het al: hij wilde boer worden. Koeienboer om precies te zijn, want hij had iets met koeien.

Waar hij kon, hielp Jan mee. Vooral bij de koeien, de varkens deed hij er zo’n beetje bij. Hij had er geen hekel aan, maar zijn hart lag er ook niet.

Beweeg over de iconen voor meer beelden en informatie.
Foto’s: Jan Willem Schouten.

Huisvesting van toen

De huisvesting was totaal anders dan nu. Drachtige zeugen konden naar buiten in de boomgaard, waar ze ook een modderpoel hadden. Kraamzeugen lagen wel binnen in hun kraamhok, in een ijzeren kooi om de biggen te beschermen tegen doodliggen. Die bleven bij de zeug tot ze acht weken oud waren, vijf weken langer dan nu. Alle dieren lagen op stro.

Jan’s moeder nam de biggenzorg op zich. “Ze voerde ze bij met zelfgekookte brij van havermout en warme melk, heel eiwitrijk, de biggen waren er gek op.” De voerbak was even simpel als praktisch: een doormidden gezaagde autoband.

In de boomgaard was een modderpoel. Jan speelde daar als kind wel eens, maar het was eigenlijk de uitloop van de varkens.

In de boomgaard was een modderpoel. Jan speelde daar als kind wel eens, maar het was eigenlijk de uitloop van de varkens.

Werken met een huurbeer

Varkens aankopen gebeurde niet, alleen de beer kwam van buiten. “Ki was hier niet, we werkten met een huurbeer. Je bestelde hem voor een dag en dan bracht de berenboer hem. Mijn vader zorgde altijd dat hij de beer in het weekend kreeg. Dan had hij hem drie dagen voor de prijs van één, want de berenboer nam de beer in het weekend niet mee naar huis.”

Later kwam er een lokale coöperatie met vier fokberen. “Je betaalde een bepaald bedrag per jaar en dan kon je gebruikmaken van die stamboekberen.”

Jan was gek op koeien én op paarden. Op de achtergrond zijn nog de melkbussen te zien die destijds in gebruik waren.

Jan was gek op koeien én op paarden. Op de achtergrond zijn nog de melkbussen te zien die destijds in gebruik waren.

De eerste ligboxenstal

Begin 1970 kwamen de eerste ligboxenstallen voor koeien. Ook bij Jan thuis werd zo’n stal gebouwd, voor tachtig koeien. De oude stal werd omgebouwd tot kraamstal voor de zeugen en na nog wat aanpassingen her en der, konden ze er 105 houden. Intussen kon Jan als voorlichter aan de slag bij een veevoerbedrijf in Maarssen (U.). “Later wilden ze me naar Brabant hebben. Ik zei: dat is goed maar ik blijf thuis slapen, zodat ik de koeien kan melken. Want ik wilde nog steeds koeienboer worden.”

‘Mammoetbedrijf’

Het liep anders. De Vernooijs vatten het plan op alle biggen, 22 per zeug per jaar, zelf af te mesten. Op de locatie waar Jan nu nog steeds woont, begonnen ze met plek voor 860 varkens. “Voor de zekerheid hadden we al een vergunning aangevraagd voor 2.000. Dat werd toen gezien als mammoetbedrijf, maar een probleem was het niet.”

In zijn jonge jaren fokte Jan zelf een veulentje, daar beleefde hij veel plezier aan.

In zijn jonge jaren fokte Jan zelf een veulentje, daar beleefde hij veel plezier aan.

‘We stookten ons arm’

De dieren zaten op volledig roostervloeren, verwarming geschiedde met een olie-cv op de centrale gang. Via vaste kleppen stroomde de verwarmde lucht de afdelingen in. “We stookten ons arm. Daarom hebben we na een paar jaar balanskleppen gemaakt en nog weer later in de afdelingen plafondventilatie aangelegd. Dat hebben we nu nog.”

Blijven groeien ondanks de Interimwet

Stukje bij beetje bouwde de familie bij tot ze aan 1.460 vleesvarkens zat. Dat bleef een tijdje zo. Maar toen werd het 1984, het jaar dat de Interimwet van kracht werd. Voluit was het de ‘Interimwet beperking varkens- en pluimveehouderijen’. Het doel ervan was om verdere groei van de intensieve veehouderij tegen te gaan. Jan: “Dat was even schrikken. Gelukkig hadden wij nog die vergunning liggen voor 2.000 varkens, dus de wet zat ons niet heel erg in de weg. We konden blijven groeien.”

Jan wist al vroeg dat hij boer wilde worden. Geen varkensboer, maar koeienboer om precies te zijn. Hij molk graag.

Jan wist al vroeg dat hij boer wilde worden. Geen varkensboer, maar koeienboer om precies te zijn. Hij molk graag.

De financiering daarvoor vormde geen probleem. “In die jaren verdienden we nog aan de varkens. Als je €10.000 investeerde, had je die zo terug. De hoogste prijs die we ooit kregen was 5,05 gulden per kilo geslacht-gewicht, omgerekend €2,29. Bij 83 kilo geslacht is dat €190 per varken. De biggen kostten wel 165 gulden (€74,87), maar dat kon uit. Kosten voor mestafzet hadden we nog niet.”

‘Veel verdriet aan de keukentafel’

Hoe anders is het nu. Wekelijks komt Jan bij varkenshouders waar ‘veel verdriet is aan de keukentafel’. “Aan lage prijzen zijn we gewend, maar het dal is nu wel erg diep en het duurt wel erg lang. Normaal was er eens per drie jaar een varkenscyclus, nu drie keer in één jaar. Marges zijn flinterdun, buffers zijn weg en financiële problemen soms groot.”

Jan met een melkklauw op weg naar de volgende koe. Hij had een baan buiten de deur, maar bleef thuis wonen om te kunnen melken.

Jan met een melkklauw op weg naar de volgende koe. Hij had een baan buiten de deur, maar bleef thuis wonen om te kunnen melken.

Actief in de varkenshandel

Maar in de jaren negentig zag het plaatje er dus heel anders uit. Jan was toen behalve in het varkensbedrijf ook al actief in de varkenshandel. Via zijn werk als voorlichter kwam hij ermee in aanraking. Voor de hobby handelde hij al wel eens wat. “Ik vond het leuk, vooral het contact met al die verschillende mensen.”

Toen zijn werk als voorlichter meer administratie vergde, hield Jan dat voor gezien. “Al dat papierwerk vond ik niks.” Hij nam ontslag en begon voor zichzelf als varkenshandelaar. “Toen wist ik niet dat ik ook in de handel tot over mijn oren in de administratie zou komen te zitten.”

De kraamzeugen lagen vroeger in een metalen kooi om doodliggen van de biggen te voorkomen.

De kraamzeugen lagen vroeger in een metalen kooi om doodliggen van de biggen te voorkomen.

Vleesvarkenshouderij

Hij stootte de zeugenhouderij af en specialiseerde zich in de vleesvarkenshouderij. IKB deed zijn intrede, dat vond Jan ‘te doen.’ Het werken met vaste dierstromen kwam op; vaste relaties tussen vermeerderaars en mesters. Het antibioticagebruik nam af evenals het aantal slachterijen, waardoor er minder mogelijkheden tot onderhandelen waren. Een ander fenomeen waren de varkensrechten in 1997. “De eerste kochten we voor €40 per stuk, maar we hebben er ook van €140.”

Opvolger

Aanvankelijk leek het er op dat geen van de kinderen het bedrijf zou voortzetten. Zoon Theo wilde wel boer worden, maar net als zijn vader vroeger ging zijn interesse uit naar koeien. Via een omweg koos hij toch voor de varkens. Jan: “Hij wilde wel groter. En moderner. We gingen CCM voeren, dat gaf de gezondheid een boost. En Theo automatiseerde zo veel mogelijk.”

De technische resultaten verbeterden, de voederconversie die vroeger op 3,1 zat, is nu 2,45. De groei steeg van 700 naar 840 gram per dag. Er werd verbouwd en nieuw gebouwd. “We voldoen aan alle eisen van de Dierenbescherming voor het Beter Leven-concept.”

Het bedrijf startte hier ooit met 860 varkens op volledig roostervloer. Nu is een een modern geheel dat aan de eisen van de dierenbescherming voldoet.

Het bedrijf startte hier ooit met 860 varkens op volledig roostervloer. Nu is een een modern geheel dat aan de eisen van de dierenbescherming voldoet.

Vermeerderingsbedrijf starten

Zoon Theo heeft nog één doel: een vermeerderingsbedrijf starten zodat hij zelf biggen kan produceren en volledig gesloten kan zijn. Jan staat daar volledig achter. “Onafhankelijk zijn is belangrijk.”

Ondanks de malaise in de varkenshouderij, haalt Jan nog steeds voldoening uit zijn werk. En laat dit duidelijk zijn: “Ik kan niks zonder Anny. Als je geen vrouw hebt die erachter staat, kan het niet.”

Meedoen aan deze rubriek? Of iemand opgeven? Mail: margreet.welink@reedbusiness.nl of schrijf naar postbus 4, 7000 BA, Doetinchem.

Beheer
WP Admin