Carnavalswagen maken in boerenschuur
Een carnavalswagen bouwen is veel werk, maar ook ‘keigezellig’. Dit jaar wordt het een kinderboerderij. ‘Daar kwam een hoop pils bij kijken.’
Langzaam druppelen ze binnen, de bouwers van de carnavalswagen. Behalve een goed humeur brengen ze allerlei gereedschap mee, tot een kettingzaag aan toe. “Veel sneller dan een decoupeerzaag.” Het duurt even voor ze daadwerkelijk aan de slag zijn. Eerst is er overleg over de drank. Iemand komt checken of er wel echt Bavaria is ingeslagen en geen Amstel. Want dat kan echt niet, Bavaria is hier het huismerk, de brouwerij zit 15 kilometer verderop. Iemand vraagt: “Amstel, waar zit dat eigenlijk?” Een ander reageert: “Amsterdam natuurlijk.” Maar de hoofdstad is hier, in De Rips, letterlijk en figuurlijk ver weg.
Artikel gaat verder na de video en foto‘s
Het zit goed met de drank, er is met korting ingekocht en 800 liter bier moet genoeg zijn, al was het vorig jaar krap aan. Als dit onderwerp is besproken, kan het bouwen beginnen. Of nee, laten we er eerst ene vatten, suggereert iemand. Ofwel: eerst een biertje, dan bouwen.
Nodig: een boerenschuur
Carnavalswagens bouwen is iets dat elk jaar lastiger wordt. Er zijn simpelweg niet veel boerenschuren meer waar het kan. Bij akkerbouwer Piet van der Burgt kon het nog wel. De uien waren op tijd weg, een deel van de machines is bij familie en buren gestald. Sinds een paar weken wordt in de schuur ’s avonds en in de weekenden gezaagd, gelast, gesoldeerd en getimmerd.
Uit de radio komt ondefinieerbare muziek. Het geluid staat niet hard maar Van der Burgt weet dat het ook anders kan. “Als ze de muziekinstallatie testen, staan de damwandpanelen bijkans bol.”
Hij komt koffie brengen en een praatje maken. Verder bemoeit hij zich er niet mee, bouwen is voor de jongeren en zolang er geen gedonder is, vindt hij alles best. Maar alles is uiterst gemoedelijk en op z’n Brabants keigezellig.
Het is al de achtste carnavalswagen die hier wordt gebouwd, misschien wel de negende, ze zijn de tel een beetje kwijt. De bouwploeg was steeds anders en bewoog mee met de wisselende samenstelling van vriendengroepen en carnavalsverenigingen.
De huidige vereniging, het Bulls Kwartier, ontstond uit een soort fusie van vereniging De Bulls en vereniging Het Speelkwartier. Op deze manier konden ze genoeg bouwers bij elkaar krijgen want dat wordt er niet makkelijker op naarmate ze ouder worden. Meerijden in de optocht wil iedereen wel, maar bouwen is een ander verhaal. Dat kost namelijk veel tijd en naarmate de jongeren verkering krijgen, gaan samenwonen of trouwen, wordt hun tijd en animo schaarser. De huidige wagen die bij Van der Burgt in de loods staat, is dan ook de laatste. Dochter Danique: ”Na de carnaval verkopen we hem.”
Oplegger van 14 meter
De groep kocht de wagen voor € 500. Het is een trailer geweest waarin trekkers voor trekkertrek zijn vervoerd. Vader Piet, grinnikend: “Kwamen ze aanzetten met een oplegger van 14 meter lang”. In zijn loods werd het gevaarte voorzien van een bovenverdieping, binnenin kwamen houten banken en lange tafels, achterin een ruimte voor de geluidsboxen. Vorig jaar kreeg de wagen het uiterlijk van een rode Britse bus, dit jaar wordt het een kinderboerderij. Bram, die overdag in de accountancy zit maar in zijn vrije tijd graag creatief bezig is, ontwierp de kleurrijke afbeelding die op de wagen komt. Een spuiter zal die aanbrengen. Bram ontwierp ook het spandoek en de stickers die tijdens de optocht uitgedeeld worden. “Die van vorig jaar zitten nu nóg overal op de verkeersborden.”
Hoe ze op het thema van een kinderboerderij kwamen? Lastig te zeggen. Peter, één van de bouwers: “Er kwam in elk geval een hoop pils bij kijken.” Dit thema bleek eenvoudig te maken en voor figuranten makkelijk inpasbaar. Danique: “Trek een blauwe overall aan of een onesie met koeienprint en je bent klaar.” Of een pinguïnpak ook mag, vraagt iemand. “Tuurlijk.”
De kettingzaag knettert, spaanplaten van vorige wagens worden opnieuw gebruikt. Zonder tekenpotlood of meetlint wordt de boel op maat gemaakt. Het past nog ook. “Doe je ook keukens?” grapt iemand. De zilverkleurige schoenen die tussen bouten, moeren en bierdoppen staan, komen onder het zaagsel te zitten. “Die zijn van de prins, hij heeft ze hier laten staan zeker.”
Prins, prinses en nar, het zijn allemaal functies die mensen tijdens het carnaval kunnen hebben. Danique: “In onze carnavalsvereniging zitten dit jaar een prins en een nar. De ene is nertsenhouder, de ander heeft varkens.” Dat alles, en nog veel meer, staat afgebeeld op het grote spandoek dat achterop de wagen komt te hangen. Een praalwagen wordt het niet, zelf noemen ze het een mobiele zuipkeet. Acht optochten zullen ze ermee rijden, in verschillende dorpen. Zondag is de drukste dag, dan zitten er zomaar 50 mensen op de wagen. De moeders van de feestgangers zullen onderweg zorgen voor soep en broodjes. En gehaktballen, want om het vol te houden is een stevige basis nodig. Ook gaat er een magnetron mee. “Voor worstebroodjes en alles wat je maar warm kunt maken.”
Als aan het eind van de avond de platen vast zitten, en alle kieren met tape zijn gedicht, zit het bouwen erop. De wagen wordt nog gespoten en dan is hij klaar. Zaterdag 10 februari, tijdens de eerste optocht, zal iedereen hem kunnen zien. En horen. Ze zijn er tevreden over. “Kom, we vatten er nog ene.”