1957: graan bewaren in graanmijt
Graan bewaren is precisiewerk. Vroeger werden ‘schelven’ graan in zaadbergen gelegd.
Tegenwoordig ligt het graan in bewaarplaatsen waar eventueel belucht kan worden. Computers en allerlei geavanceerde meetapparatuur helpen de boer om de kwaliteit tiptop te houden. Vroeger ging het meer op het oog en met tanden en nagels. Als graankorrels tussen tanden en nagels niet meer fijn te drukken waren, werd het gewas droog genoeg geacht om te oogsten.
Met sikkel en zicht gingen de halmen omver waarvan ze rechtop ‘op schoven’ of ‘op schelven’ werden gezet. Zo werden de aren droog gehouden of, indien nog niet droog genoeg, nagedroogd. En dat kwam het proces van opladen en opbergen. Ook dat was handwerk en dat bleef het voor veel boeren tot een flink eind na de Tweede Wereldoorlog.
Het neerleggen van de schelven in speciale zaadbergen of zaadmijten zoals op de foto uit 1957, moest zo gebeuren dat de halmen in het midden hoger kwamen te liggen dan de uiteinden. Regen droop er dan aan de zijkanten af.
Dat voorkwam niet helemaal dat de buitenste laag nat werd. Van bovenaf kon er meestal toch regen in. Sommige boeren legden daarom bovenop de top nog een dikke laag stro of een dekkleed van jute. De zo gebouwde graanmijten bleven de hele winter op het land staan. Wanneer er tijd was om te dorsen, haalde men er schoven uit.
Dit artikel is te lezen in Boerderij 46 van dinsdag 15 augustus en is onderdeel van de rubriek Zo ging het toen
Nieuwsbrief Graanmarkt
Schrijf je in voor deze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van noteringen en marktontwikkelingen binnen de graanmarkt.