In 1976 was het nog droger
Een run op beregeningsinstallaties, verschroeid gras en geen hap te vreten voor de koeien. 1976 was echt nóg droger dan nu.
Vooral in het zuidwesten van het land snakken de gewassen naar regen. Plaatselijk kan het neerslagtekort oplopen tot 200 millimeter en dat is veel. Gemiddeld over heel Nederland wordt over deze periode een neerslagtekort verwacht van 150 millimeter.
Niet droger dan 1976
‘Het is nog droger dan in 1976’, klinkt het al snel. Maar dat is, tot nu toe, niet waar. Toen was het echt een rampjaar. Het was droog en het bleef ook droog. Regen, zoals aangekondigd voor komende week, zat er niet in. Geen drup.
Jan Pelleboer
‘Het is de droogste zomer in 240 jaar’, schreef weerman Jan Pelleboer destijds in Boerderij. Want in augustus 1976 bedroeg het gemiddelde neerslagtekort maar liefst 360 millimeter, met uitschieters van 445 millimeter in de akkerbouwprovincie Zeeland.
Gortdroog was het en ook nog eens flink warm: op 2 juni werd het in Maastricht 36,8 graden. De landbouw heeft grote zorgen, meldde Boerderij.
Verschroeid grasland
De gevolgen waren ‘dramatisch, catastrofaal’en ‘een ramp’ en regen kon op een bepaald moment geen redding meer brengen. Het grasland was verschroeid. Graan werd noodrijp, de mais kwam te vroeg in pluim en ‘waar de aardappels hun groei staken is alleen nog maar doorwas te verwachten’. Percelen opnieuw inzaaien? Dat had geen enkele zin zolang De Bilt geen regen voorspelde. Boerderij adviseerde desondanks om er niet meteen de ploeg in te zetten. Gras heeft een groot herstellend vermogen; een béétje regen was al genoeg om het weer aan de praat te krijgen.
‘Snijmaismisère’
Maar die regen kwam niet. De tekenaar van Opa schetste koeien in een weiland vol cactussen, de nieuwsberichten kopten al snel over ‘snijmaismisère’. Veehouders hadden hun hoop op dit gewas gevestigd toen duidelijk was dat het met het gras niks meer zou worden. Maar die hoop vervloog toen ook de maisopbrengsten te laag waren om de winter mee door te komen. Een in Limburg en Brabant uitgevoerde enquête op rundveebedrijven van tien of meer (!) melkkoeien wees uit dat driekwart een tekort aan ruwvoer had.
Financiële schade
De financiële schade was enorm, signaleerden de landbouworganisaties. Die schade zat hem niet alleen in de aankoop van ruwvoer, maar ook in verminderde melkgift, uitstoot van vee tegen veel te lage prijzen en uiteindelijk de herinzaai van grasland. ‘Catastrofaal’, noemde de speciale droogtewerkgroep van de LLTB en de NCB het.
Zelf geknutselde regeninstallaties
De droogte veroorzaakte, net als nu, een run op beregeningsinstallaties. De levertijden liepen op tot een maand of meer. Niet elke veehouder was van plan daarop te wachten en kocht bij de ene firma een pomp, bij een andere de buizen en de slangen, en bij weer een andere de sproeiers.
Sommige zelf geknutselde installaties hadden drie verschillende soorten sproeiers, ‘maar gelukkig zijn dit soort gevallen meer uitzondering dan regel’, constateerde een redacteur van Boerderij. Die vond tevens dat ‘hier een les te leren was’ en schreef: ‘Een beregeningsinstallatie moet meer zijn dan een samenraapsel van diverse onderdelen. Om een zo goed mogelijk resultaat te bereiken moeten de onderdelen nauwkeurig op elkaar zijn afgestemd’.
Maar nood breekt wet, en de praktijk knutselde verder. In sommige gebieden werden brandweerslangen uitgerold om de grond weer vochtig te krijgen.
‘Akkerbouwers werd schriftelijk verzocht hun graanstro niet onder te ploegen of te verbranden, maar ‘te gunnen aan veehouders voor ruwvoer’.
Landelijke actie ruwvoertekort
Het ruwvoertekort in Zuidoost-Nederland werd zo dreigend dat een landelijke actie op gang kwam, aangestuurd door het Landbouwschap. Akkerbouwers werd schriftelijk verzocht hun graanstro niet onder te ploegen of te verbranden, maar ‘te gunnen aan veehouders voor ruwvoer’. Bietentelers werden gevraagd hun loof door loonwerkers naar getroffen veehouders te laten transporteren. Voor de kosten was overheidsgeld beschikbaar.
Rijksdienst stelde grond beschikbaar
Er kwam nog meer hulp. De Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders stelde in Zuid-Flevoland 2.000 hectare beschikbaar om percelen koolzaadstoppel in te zaaien met veevoergewassen. De opbrengst was bestemd als ruwvoer voor Veluwse boeren. Die moesten er dan wel schriftelijk op intekenen. Een speciale commissie zou de toebedeling regelen. Boerderij wees erop dat er wel één voorwaarde was voor al dat inzaaien: de bodem moest voldoende vochtig zijn. Maar regen zou nog even op zich laten wachten.
Mais uit Duitsland
Voor veehouders in het oosten werd gehakselde mais uit Duitsland gehaald. ‘Wel 50 transportcombinaties per dag.’ De maisbank regelde de verdeling. In totaal zou 40.000 ton geïmporteerd worden voor omgerekend € 60 per ton.
Fabriekers 20 ton per hectare
Veel aandacht ging aanvankelijk uit naar de veehouders, maar gaandeweg meldde Boerderij ook dat de droogte akkerbouwers fataal werd. De hitte had de schotgevoeligheid sterk vergroot, zodat het advies was om schotgevoelige aardappelrassen als Caribo, Okapi, Lely en Clement als eerste te oogsten.
Telers van fabrieksaardappelen hadden een derde minder opbrengst. Meer dan 20 ton per hectare zat er niet in. Consumptietelers moesten het doen met hooguit 45 ton per hectare. De verwerkende industrie rekende op 17 procent minder aanvoer.
Mineervlieg in de uien
Intussen sloeg in de uien de mineervlieg toe, terwijl de opbrengsten toch al zo laag waren. Toch wist Boerderij nog een opsteker: de velddroogperiode was uitzonderlijk kort, ‘belangrijk voor behoud van kwaliteit’. Ook voor de suikerbietentelers, bij wie de wortelopbrengsten in de Veenkoloniën bleven steken op gemiddeld 25 ton per hectare, had het vakblad nog een blije boodschap: ‘het suikergehalte is met 14,55 procent hoger dan andere jaren’.
Godsgericht
Minder blij was de boodschap van een christelijke groepering die een advertentie plaatste met als boodschap: ‘de droogte is een Godsgericht, opgeroepen door de zonde en al het kwaad’.
Hoe de boeren de droogte belééfden, daarvoor was destijds amper aandacht. Voor zover ze al aan het woord kwamen hadden ze louter mooie verhalen. Ze waren de droogte ‘redelijk doorgekomen’, vertelde veehouder Jelsema uit het Friese Jubbega. J. Maat uit Giethoorn jubelde juist, omdat het op zijn veengrond meestal erg nat was. Veehouder Naaktgeboren uit de Noordoostpolder gaf aan geen centje pijn te hebben gehad, dankzij een gehuurde regeninstallatie.
Boeren in de bijstand
Er was geen melding van boeren die in de problemen zaten. Dat die er wel degelijk waren, bleek toen de Rijksgroepsregeling Zelfstandigen werd opengesteld; een soort bijstandsregeling voor mensen met een eigen bedrijf. In Noord-Brabant kwamen in twee dagen 800 aanvragen binnen voor financiële steun.
Eindelijk begon het te regenen
In september viel dan eindelijk de eerste regen van betekenis. Hoewel het nog een hele tijd zou duren om het neerslagtekort weg te werken, nam de berichtgeving over de droogte snel af. Hoofdredacteur Henk Dokter schreef begin oktober: ‘Het heeft geregend en er staat weer gras in de wei. Daarmee is niet gezegd dat alles weer botertje tot de boom is, want zo is het natuurlijk niet. Het neemt echter niet weg dat we dankbaar kunnen zijn dat de herfst qua weersomstandigheden gunstig is begonnen.’
En zo eindigde de droogste zomer in 240 jaar.
Lees meer over droogte