De boerin: Van boerendochter tot vakbondslid BoerenlevenAchtergrond

De boerin: Van boerendochter tot vakbondslid

Boerinnen hadden vroeger een enorm takenpakket. Ze zorgden soms voor de helft van het inkomen, maar hun inbreng werd niet vermeld in de boeken.

Boerinnen waren vroeger belangrijk maar onzichtbaar. Hoewel ze vaak fulltime meewerkten, stonden ze nooit in de spotlights. Dat komt vermoedelijk doordat de administratie vroeger vooral betrekking had op de technische kant van het bedrijf: zoveel aardappelen gepoot, zoveel gerooid en zoveel verkocht.

Van boterbereiding tot oogsten

De komst van een boerenvakblad 100 jaar geleden bracht daar geen verandering in. Dat was ook niet het doel. Het doel van De Boerderij was ‘een blad te zijn dat met de dagelijkse eischen der boerderij rekening houdt.’ Er verschenen verhalen over hoe je koeien en varkens moest voeren en hoeveel kali er op het land moest.

Het takenpakket van de vrouw bleef onbenoemd. Terwijl dat aanzienlijk was. Zij ging meestal over het pluimvee, het voeren van de varkens en het jongvee, de kaas- en boter­bereiding, de slacht in het najaar, het wecken en het bakken. Tijdens de oogst hielp ze mee net als tijdens het hooien. Bij dat alles had ze ook de zorg voor het gezin; ze runde de moestuin, kookte, maakte schoon, naaide en verstelde kleren. Niet zelden zorgde de vrouw voor de helft van het bedrijfsinkomen, maar dat bleef buiten de administratie.


Anonieme boerinnen

Boerinnen waren vroeger vrijwel altijd van boeren komaf en ze werkten zoals hun moeders, schoonmoeders en oma’s het deden. Dat bleek ook uit de redactionele briefwisseling tussen Aaltje en Marie die eind jaren twintig in De Boerderij verscheen. Deze dames, die verder volkomen anoniem waren, bespraken van alles. Hoe je het beste de meubels in de boenwas kon zetten, hoe je spek diende te bewaren en hoe gezond honing voor kinderen wel niet was.

Goed doordacht huishouden

De aanzet tot enige verandering kwam tijdens de crisis van de jaren dertig. Opbrengstprijzen daalden en inkomens decimeerden. In de stad, maar ook op het platteland, leden de mensen honger en armoede. Tegen die achtergrond veranderde de inhoud van het landbouwhuishoudonderwijs, dat al sinds het begin van de 19e eeuw bestond.

Boerinnen konden op de landbouwhuishoudschool leren melken, naaien, verstellen en koken, voor zover ze dat al niet konden. Onder invloed van de crisis werd de lesstof echter aangepast. Er kwam een nieuwe denk­wijze onder de noemer ‘Goed doordacht huishouden’. Dat hield kortweg in dat boerinnen de stof niet meer kant-en-klaar voorgeschoteld kregen maar zelf oplossingen moesten bedenken voor hun specifieke problemen.

Het gezin als sociaal geheel

Om daartoe in staat te zijn kregen ze nieuwe vakken als natuur- en scheikunde maar ook opvoeding en budgetbeheer. Aandacht was er ook voor het gezin als sociaal geheel: het moest gezellig zijn in huis. Vermoedelijk hebben vanaf het begin tot de opheffing in 1968, zo’n half miljoen boerinnen één of meer cursussen aan de landbouwhuishoudschool gevolgd maar De Boerderij schreef er met geen woord over.

Nederlandse Bond van Boerinnen en andere Plattelandsvrouwen

En ineens schreef De Boerderij dat op 8 maart 1930 voorbereidingen getroffen waren tot de oprichting van ‘een Nederlandse Bond van Boerinnen en andere Plattelandsvrouwen’. Op 14 oktober van datzelfde jaar was de Bond een feit. Het gebeurde in ‘de Hommel’ in Utrecht en De Boerderij meldde dat de normaal zo rustige zaal nu wel een zoemende bijenkorf leek aangezien er wel 115 vrouwen bij ­waren.

Beheer
WP Admin