AkkerbouwNieuws

Grond met landbouwactiviteiten niet gelijk aan landbouwgrond

Den Haag – Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) heeft een akkerbouwer in het ongelijk gesteld. De betreffende akkerbouwer moest €127,85 terugbetalen aan het ministerie van Economische Zaken (EZ) over het jaar 2009, omdat ten onrechte in eerste instantie voor een perceel grasland van 0,84 hectare een bedrijfstoeslag was toegekend. De akkerbouwer ging hier tegen in beroep.

De motivering voor de terugbetaling door EZ was dat uit luchtfoto’s uit 2009 bleek dat het zou gaan om een zeer ruig begroeid perceel dat niet herkenbaar was als grasland. De akkerbouwer stelt dat de grond wel degelijk ‘zover als mogelijk’ werd bewerkt en dus subsidiabel is.

Het CBB legt het ‘zover mogelijk’ bewerken van de grond door de boer uit als dat het perceel wel degelijk voor landbouwactiviteiten in gebruik is. Het CBB oordeelt echter dat dat gegeven voor het ontvangen van subsidie niet voldoende is. De EG-Verordening nr. 73/2009 stelt, aldus het College, dat voor het recht op een bedrijfstoeslag noodzakelijk is dat de grond niet alleen voor landbouwactiviteiten wordt gebruikt maar dat die grond ook onder de definitie landbouwgrond valt. Volgens de betreffende verordening is landbouwgrond, grond die wordt gebruikt als bouwland, blijvend grasland of voor de teelt van blijvende gewassen, stelt het CBB.

Op de luchtfoto’s, waarvan de akkerbouwer de juistheid niet bestrijdt, zijn duidelijk bosschages en ruigten te zien. Volgens genoemde verordening vormen bosschages en ruigten geen subsidiabele oppervlakte. Op basis hiervan is het beroep van de akkerbouwer ongegrond en bestaat er geen recht op subsidie voor dit perceel, aldus het CBB.

Beheer
WP Admin