Distel in grasland. 'Distels maaien is distels zaaien', zo luidt een van de boerengezegden waarover columnist Rinus Vermuë schrijft.<em><br />Foto: Mark Pasveer</em> AkkerbouwOpinie

Distels zaaien, schapengeld en meer boerenspreuken

Maart roert zijn staart, april doet wat hij wil. Aan weerrijmpjes geen gebrek, maar boerenrijmpjes? Rinus Vermuë zet er een aantal op een rij, mét uitleg.

Spreekwoorden met boeren erin zijn er genoeg, en meestal niet in zo’n gunstige ­betekenis. De boer is vaak achterlijk, klagerig of lomp. ‘Als de boeren niet meer klagen, nadert het einde der dagen’ is er zo een. Het zijn rijmpjes die voor de burger kennelijk een wijsheid blootleggen en daarom een plaats hebben gekregen in het spreekwoordenboek. Veel boerenrijmpjes halen echter niet het spreekwoordenboek, terwijl die toch ook een wijsheid bevatten. Dat komt omdat ze alleen de boer iets zeggen en dus niet in de volksmond zijn blijven hangen.

Zaaier is een raaier en schapengeld is gauw geteld

In mijn never-ending leertraject tot boer heb ik heel wat van zulke spreuken gehoord. Sommige ­geven een feit weer, zoals onkruid dat niet vergaat. ‘Schapengeld is gauw geteld’ wordt gezegd van de schapenhandel: je wordt er niet rijk van. ‘Een zaaier is een raaier’ zegt men wanneer na het zaaien de piepkleine zaadjes moeten worden gezocht, maar niet worden gevonden. Het gevoel dat je krijgt bij dit vruchteloze zoeken, wordt het best benaderd met ‘God zegene de greep’, dat wel het woordenboek haalde.

Distels en huwelijksbemiddeling

Een andere categorie spreuken geeft advies en wordt gesteld in de gebiedende wijs. Ze vertellen ons wat te doen aan een bepaald probleem. Dat kan gaan van een eenvoudige onkruidbestrijding: ‘Distels maaien is distels zaaien, distels trekken is distels nekken’, tot een bemestingsadvies: ‘Wie op zandgrond wil verkeren, moet dik mesten en dun smeren’. Maar ook in huwelijksbemiddeling deden ze de ronde: ‘Je moet een vrouw trouwen met twaalf kinders en twee balen kunstmest onder d’r armen’. Die stamt nog uit de tijd dat alles handwerk was. Het rijmde niet, maar werkte wel. Voor klussende boeren hoorde ik ooit een tip uit Kaatsheuvel: ‘kekt’r dur, gebrukte pur; as ge ut nie mir wit, gebrukte kit’ (kijk je erdoor, dan gebruik je pur; als je het niet meer weet, gebruik je kit). Altijd handig.

Een oud bemestingsadvies: ‘Wie op zandgrond wil verkeren, moet dik mesten en dun smeren’

Liesbeth List, Ramses Shaffy en het groene gras

Nog weer een andere categorie spreuken heeft een fatalistische ondertoon: er is niks meer aan te doen, de boer heeft het nakijken. De bekendste is deze: ‘Het gras is altijd groener aan de andere kant van de afrastering’. Liesbeth List en Ramses Shaffy maakten er in hun liedje ‘Aan de andere kant van de heuvel’ van, omdat ze liever kampeerden dan graasden. Maar onze schapen kennen mijn variant. Over witlof zei een boer ooit: ‘Van witlof word je wel grijs maar niet wijs’. Hoewel hij er veel vanaf wist, bleef hij voor verrassingen staan. En tot slot: ‘De boer is de lul van het hele paardenspul’. Dat wil zeggen: hij hangt altijd onderaan in de keten.

Zo zien wij maar weer dat alles wat leeft en bloeit, ons altijd weer boeit (de spreuk waarmee Fop I. Brouwer in de jaren zestig en zeventig altijd zijn radiopraatje in Weer of geen weer afsloot).

Beheer
WP Admin