AkkerbouwAchtergrond

‘Diepploegen nodig voor goed rendement’

In de periode 1995-’98 liet teler Wim Rampen 45 hectare diepploegen. Zoon Erik Jan kan op de grond vooruit; de bewerking geeft meer voordeel dan nadeel.

De uien- en bietenplanten staan al goed boven op het akkerbouwbedrijf van Erik Jan Rampen in Biddinghuizen (Fl.). De akkerbouwer is aan het frezen op zijn aardappelland. Hij praat samen met zijn vader Wim graag over grondverbetering.

Rampen senior was in 1995 een van de eerste akkerbouwers die alle grond rondom zijn bedrijf liet diepploegen door loonwerker Van Werven. In vier jaar tijd is 45 hectare pachtgrond bij het bedrijf gediepploegd op een diepte van 1,20 tot 1,40 meter. “Voor 1995 was onze kleigrond 45 tot 50 procent afslibbaar en door inklinking van de grond nam de structuur af. We zijn gaan diepploegen om de bewerkbaarheid van de grond te verbeteren en de teeltmogelijkheden uit te breiden”, vertellen vader en zoon.

Intensiever bouwplan noodzakelijk

Het diepploegen kostte 2.000 tot 2.500 gulden per hectare, afhankelijk van de diepte. “Landverhuur voor tulpen leverde toen 3.000 tot 3.500 gulden op. Dan is diepploegen snel rond gerekend”, stelt Wim, die aangeeft dat een intensiever bouwplan noodzakelijk is om met de huidige hoge pachtprijzen rendabel te boeren. Omdat de brandstofprijs nog niet zo hoog was, was besparing hierop in 1995 voor Rampen geen drijfveer. “Nu scheelt het ons natuurlijk wel veel brandstof bij de grondbewerking. Frezen en poten van aardappelen kost minder moeite en gaat sneller. Bij oppervlakkige bewerkingen is er weinig verschil voor en na diepploegen”, zegt Erik Jan. “Ook levert de lichtere grond bij het pootgoed meer tal op.”

Lichtere grond

Het doel van de maatschap was om met diepploegen de grond lichter te maken. “Dan moet er wel zand in de onderlaag zitten op een bepaalde diepte, daarom is eerst de bodem bemonsterd. Je wilt eigenlijk de zware klei mengen met de lichte grond in de onderlaag”, zegt Wim.

Organische stofgehalte verminderd

Door het bovenhalen van het arme zand was het nodig de bovenlaag weer aan te vullen met mineralen en organische stof. “We hebben de afgelopen jaren veel runderdrijfmest, varkensmest en compost gebruikt”, zegt Erik Jan. Ook is van 1994 tot 2013 pluimveemest benut, afkomstig van het eigen vleeskuikenmoederbedrijf, waarmee is gestopt. Het organische stofgehalte van de grond varieert nu van 1,6 tot 2,5 procent, voor het diepploegen was dat 3,5 tot 4 procent. “We willen wel meer vaste mest gebruiken, maar komen al snel in de knel door de fosfaatmestwetgeving. Reparatie is dus wel lastig”, erkent Erik Jan. Het lagere organischestofgehalte heeft de schurftgevoeligheid van zijn pootgoed verlaagd.

[([002_rb-image-1760249.jpeg]:inzetgroot)]

Door diepploegen gaat de grondbewerking lichter. Aardappelruggen laten zich makkelijker vormen dan voor het diepploegen, ervaart Erik Jan Rampen.

In Flevoland tot 3.500 hectare gediepploegd

In de beginjaren van de polder heeft Domeinen de tochtkavels gemengwoeld om de grond geschikt te maken voor landbouwcultuur. Daarna raakte het diepploegen in zwang. Tot dusver is in Flevoland in totaal 3.000 tot 3.500 hectare gediepploegd. Dat is 3 tot 3,5 procent van de totale oppervlakte aan landbouwgrond in de provincie.

Droge omstandigheden en goede drainage nodig

Voor succes zijn droge omstandigheden tijdens het diepploegen en een goede drainage erna belangrijk. “Daarom hebben we elk jaar delen laten diepploegen, waar de gewassen op tijd zijn geoogst. Dat was meestal in augustus of september. Het gebeurde ook nog wel een keer in november, na de bietenoogst”, vertelt Wim. De oude drainage is uit de grond geploegd. Volgens de akkerbouwers was de ontwatering in de eerste jaren na diepploegen wel een probleem. “Een jaar erna hebben we drainagebuizen gelegd op 20 meter afstand van elkaar. Omdat dat niet genoeg was, zijn een jaar later overal buizen tussen gelegd. Ze liggen nu op 10 meter afstand, en dat gaat goed.”

[([003_rb-image-1760233.jpeg]:inzetgroot)]

Erik Jan Rampen heeft eigen, kleinere rooimachines. “Daarmee kunnen we rooien met minder structuurschade.”

Stuifgevoeligheid en aaltjes

Vader en zoon Rampen hebben de stuifgevoeligheid en meer last van vrijlevende aaltjes als nadelen van diepploegen – zand naar boven halen – ervaren. Reden om op 3 hectare met een eigen ploeg tot 70 à 80 centimeter diep te ploegen om weer klei naar boven te halen. Ook spuiten ze Dustex (melasse) op pas ingezaaide bieten- en uienpercelen als veel wind wordt voorspeld om stuiven te verminderen. Het plakt aan het zand en helpt stuifschade voorkomen.

Structuurschade voorkomen

Erik Jan kiest bewust voor harde uienrassen, omdat de bewaarbaarheid op lichtere grond vermindert. Structuurschade wordt zo veel mogelijk voorkomen door voldoende granen in het bouwplan te houden en door het zaaien van groenbemesters. Het opbreken van de grond in het najaar helpt in de ontwatering. Rampen heeft een eigen aardappel- en bietenrooier. “Het zijn kleinere machines die minder structuurschade geven, en we kunnen zelf bepalen wanneer we gaan rooien. We kunnen dat onder optimale weersomstandigheden doen; dat is beter voor een duurzame bodem”, besluit Erik Jan.

Beheer
WP Admin